Ik zal niet dienen
Al die pogingen om Emily Dickinson in het sjabloon van een cliché te wringen moeten ermee eindigen dat men niet Emily Dickinson, maar zichzelf en de grenzen van het eigen voorstellingsvermogen doorgrondt. Graag zou je willen zeggen: ach, maar de reikwijdte van het voorstellingsvermogen van de gemiddelde literaire criticus, dat is ook iets heel boeiends. Helaas is het dat meestal niet. Biografen en commentatoren, al naar gelang de mate waarin zij een opvatting huldigen van de literaire kritiek als een zuiver persoonlijke reactie op een tekst, hebben de in Emily Dickinson geïnteresseerde lezer regelmatig veel meer inzicht verschaft in hun eigen kinderlijke zielen dan in die van de dichteres. Tegen deze achtergronden gezien - die zij beslist niet buiten beschouwing heeft kunnen laten - is de nu bij Knopf verschenen biografie door Cynthia Griffin Wolff dan ook een buitengewoon indrukwekkende prestatie. Zonder zich te verliezen in gissingen omtrent zaken waarvoor geen concrete aanwijzingen te vinden zijn, heeft Cynthia Wolff geprobeerd de gedachtenwereld en het geestelijk milieu te reconstrueren waarin die wonderlijke gedichten zijn ontstaan. Sinds die van Thomas Johnson (Interpretive Biography, 1955), die veel minder gegevens ter beschikking had, is dit bij mijn weten de eerste biografie die aan alle eisen van historische nauwkeurigheid voldoet, en ook nog aan een paar die je toch wel stellen mag op het gebied van elegantie, stijl en fatsoen.
Conversatief was dat geestelijk milieu, en diep-religieus. Het is aannemelijk dat de poëzie van Emily Dickinson ontstond uit velerlei conflicten tussen haar intelligentie en de denkwereld waarin zij leefde. In het stadje Amherst in New England, waar ze in 1830 werd geboren en in 1886 stierf, werden ‘geloof’, ‘vertrouwen’, ‘bekering tot God’ gedefinieerd op een manier die bijna gelijkstond aan het opgeven van de individualiteit en het zelfbesef. Voor Trinitarians was het geloof niet iets dat men meekreeg van de ouders, maar iets dat men zich door inspanning diende te verwerven, een gedachte die voortkwam uit de bijbeltekst die melding maakt van Jacobs worsteling met God. De cruciale ervaring was die van de ‘bekering’, meestal rond het achttiende levensjaar. Het geloof, dat iemand door een bekering ten deel viel, werd dikwijls beschreven als een ‘verblindend’ licht (zoals de bliksemschicht die de apostel Paulus trof op zijn weg naar Damascus - hij bleef er drie dagen blind van). Het al dan niet bekeerd zijn speelde in het sociale leven van het stadje geen geringe rol. New England was al honderd jaar gekolonialiseerd maar Amherst, een buitenplaats, bevond zich op vijftig jaar afstand van de kolonisatiegrens. De druk die zo'n gemeenschap op haar leden kon uitoefenen was aanzienlijk. Cynthia Wolff wijst op brieven waaruit blijkt dat Emily Dickinson, nog geen twintig jaar oud, als enige in haar omgeving de weg koos van het Non Serviam: ik zal niet dienen. In plaats van zich ontvankelijk te houden voor ‘the blinding light of faith’ koos zij voor het zien.
In veel gedichten wordt iets gezegd over het falen van het gezichtsvermogen. De betekenissen van de woorden I en eye vloeien dikwijls in elkaar over. De notie van de ‘bekering’ verschijnt soms als een aanranding, als een bedreiging van de integriteit, een onverdraaglijke inbreuk op haar persoon. Emily Dickinson was in de eerste plaats een religieuze dichteres, maar ze was niet godsdienstig, of dienstig in welke zin dan ook. Uit een regel-voor-regel analyse die Wolff van bijna driehonderdvijftig gedichten geeft, komt het beeld naar voren van een vrouw die in weerwil van haar kwetsbaar uiterlijk zeer vastberaden was, en in het bezit van een uitzonderlijk scherp intellect. In de bezeten godsdienstigheid van de wereld om haar heen kon zij zichzelf niet vinden. Door haar weigering zich daaraan te conformeren ging Emily Dickinson een erg eenzame weg. Vermoedelijk is het Non Serviam ook een bewuste keus vóór de poëzie geweest. Er is aan haar gedichten niets toevalligs. Dit werk is niet het werk van iemand die zomaar eens wat deed en per ongeluk meesterwerken schiep uit de pure kracht van geketende emoties. De werkelijkheid is er niet, maar met deze biografie is veel onzin gelukkig ook weer uit de wereld geholpen.
■