Anatoli Sjtsjaranski
vervolg van pagina 1
Helsinki nam de druk van de activisten op de overheid toe en omgekeerd. De ‘Helsinkicontrolegroep’ stelde lijsten samen van schendingen van de akkoorden en zond die naar het buitenland. De lijsten vormden ‘een essentieel en openlijk deel van de strijd om de uitreisvisa’. Men kan stellen dat het Kremlin de joodse emigratie had geaccepteerd, maar op de gang van zaken geen vreemde inmenging zou dulden. Begin 1977 werd er besloten een eind te maken aan de activiteiten van de groep. Voor wat volgde hoeft men slechts in de beroemde openingszin van Het proces Josef K. te vervangen door Anatoli S. Sjtsjaranski werd belasterd door een provocateur en aangeklaagd wegens spionage en CIA-agentschap. Avital legde de wereld de retorische vraag voor hoe hij in godsnaam gespioneerd kon hebben met vierentwintig uur per etmaal de KGB op zijn lip.
Sjtsjaranski kreeg dertien jaar vrijheidsstraf. Zijn proces is wel vergeleken met dat van Dreyfus, ten onrechte, dacht ik: Dreyfus kreeg tenminste de gelegenheid om zich behoorlijk te verdedigen, Sjtsjaranski niet.
Onlangs signaleerde professor Blom dat historici de neiging vertonen om het zeer recente verleden te mijden en dat liever overlaten aan journalisten en sociale-wetenschappers. Hier is volgens mij niets tegen. Weliswaar begon de wetenschappelijk historiografie vierentwintig eeuwen geleden bij Thucydides die contemporaine evenementen beschreef, maar waar waren toen ook de journalisten? In elk geval gaat die constatering niet op voor de Britse historicus Martin Gilbert. Hij voltooide zijn boek over Sjtsjaranski drie weken voordat deze werd vrijgelaten. Hij valt zich geen buil aan beschouwingen en conclusies, beperkt zich tot de feiten, waarin hij zeer volledig is. Verder laat hij getuigen spreken, vooral ook Sjtsjaranski zelf in zijn correspondentie uit gevangenschap. Het resultaat is een indringend verslag dat gelukkig nergens tot ophemeling vervalt.
‘Lange tijd was mijn enige contact met levende wezens een vogeltje in het raamkozijn en de insekten in mijn cel,’ schrijft Sjtsjaranski. Zijn brieven ontstonden vaak onder zeer ongunstige voorwaarden: censuur, beperking in omvang, soms ziekte, honger, eenzame opsluiting, verbod om post of bezoek te ontvangen. Toch maken zij Gilberts biografie hier en daar tot een van die boeken waarvan de dichteres Marina Tsvetajeva zei dat zij ‘zoveel levensbloed bevatten dat je bang wordt dat ze zullen veranderen wanneer je ze opzij legt’, omdat je net zomin twee keer in hetzelfde boek als in dezelfde rivier kunt duiken.
In de schaduw van de topontmoeting Gorbatsjov-Reagan in Genève is over een spionnenruil tussen Oost en West onderhandeld. Hoewel Sjtsjaranski nooit een spion was geweest, werd hij als zodanig in februari 1986 uitgewezen. Toen wist hij al heel lang: ‘Er is zoveel absurds in de wereld.’
■