Bureaucratische willekeur
Er kwam heel wat kijken voor een uitreisvisum, onder andere een bewijs van goed gedrag van de werkgever (die in de regel meteen tot ontslag overging), toestemming van de ouders en eventuele ex-echtgenoot(ote), fotokopieën van de overlijdensakten van familieleden. Bureaucratische willekeur vierde hoogtij, een beroepsmogelijkheid was er niet. Soms werd een visum geweigerd, omdat de aanvrager geen afschrift van een niet-bestaand overlijdensbewijs van zijn door de Duitsers omgebrachte grootouders kon overleggen. Een veelvuldig gehanteerd argument voor ‘njet’ was dat men uit hoofde van zijn beroep over geheime kennis zou beschikken, wat bijvoorbeeld iemand overkwam, die werkte bij de schoonmaakdienst van een zwembad.
Het aantal aanvragen steeg, idem het aantal emigranten en refoeseniks (personen die een visum was geweigerd). Gilbert vermeldt alleen hoeveel personen er in de onderscheiden jaren daadwerkelijk mochten gaan, niet hoeveel aanvragen er werden ingediend, zodat zijn cijfers geen uitsluitsel geven over de vraag waar het nu eigenlijk om gaat: hoe soepel of hoe stroef werkte de emigratiemolen? Sjtsjaranski kreeg geen visum, Avital wel. Hij bleef achter, gesterkt door de bij zijn optimistische aard passende Pesach-bede ‘Volgend jaar in Jeruzalem’. Een aantal refoeseniks ging nu actie voeren om alsnog te mogen vertrekken. Gilbert zegt: ‘De joodse repatriëringsbeweging was geen dissidentenbeweging.’ De dissidenten streefden naar waarborg van de mensenrechten in eigen land, de refoeseniks wilden het land alleen maar uit. Maar daarbij beriepen zij zich wel degelijk op de mensenrechten. Dit verklaart ook de samenwerking tussen beide bewegingen, zoals die zich bijvoorbeeld voordeed in de personen van Sjtsjaranski en Sacharov en in de ‘Helsinki-controlegroep’ die zuiver een eenheidsfront was. Hierom bevalt mij de ondertitel van de Nederlandse uitgave beter dan die van de Engelse (‘hero of our time’).
Van 1975 tot 1977 was Sjtsjaranski woordvoerder van de refoeseniks en organisator van hun acties. ‘De Napoleon van de beweging’ werd hij genoemd. Niet, zoals hij met zelfspot veronderstelde, omdat hij evenmin als deze de 1 meter 60 haalde en begon te kalen (er was nog een overeenkomst: Sjtsjaranski was ook zevenentwintig toen hij een historisch leiderschap op zich nam). Hij was een ‘reus, de Goliath (maar David was zijn lichtend voorbeeld) van kracht en vastberadenheid, de man die wist wat er moest gebeuren en het dan ook deed’.