Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
The great American magazine An Inside History of Life door Loudon Wainwright Uitgever: Alfred A. Knopf, 443 p. Importeur: Van Ditmar, f57,25Ursula den TexEen vervelend boek schrijven over Life kan haast niet. Een volledig boek mag je van niemand verwachten. Het fotoblad Life gaf eigenlijk, jaar in jaar uit, iedere week, bijna veertig jaar lang, het leven zelf. Dat vat je niet samen in één boek. The Great American Magazine is de meest ambitieuze poging tot nu toe het allemaal te vertellen. Het is ook een erg leuk, goed geschreven boek, zodat iedereen het met plezier kan lezen om overgebleven vragen voor later te bewaren. Eén gemis is wel heel merkwaardig voor een boek dat over een fotoblad gaat: het gaat niet over foto's. Zou de schrijver, ga je je gaandeweg afvragen, iets aan zijn ogen hebben? Loudon Wainwright, de auteur, is schrijver van beroep. Hij kent Life van binnenuit, dankzij een loopbaan van dertig jaar van kantoorbediende tot lid van de hoofdredactie. Hij kreeg toegang tot het Life-archief bij Time Inc., sprak met de voormalige medewerkers en mocht de dagboeken van twee ex-hoofdredacteuren lezen. Hij begint zijn verhaal met de jaren die voorafgingen aan het ontstaan van Life. De eerste losse ideeën, de technische aanpassingen die nodig waren voor een fotografisch massaprodukt, de aanloopjes via een fotoboek en de picture-stories in Time. Het eerste nummer van Life kwam uit op 23 november 1936 en was een veel groter succes dan iemand had verwacht. Het laatste nummer kwam uit op 29 december 1972. Daarmee eindigt ook Wainwrights boek, abrupt zonder overweging of nabeschouwing. Het verdriet van een nabestaande die bij het graf geen bloemen en redevoeringen wil. Later kwam Life terug als maandblad, niet meer dan een schim van zijn voorganger. ‘Het eerste nummer van Life,’ schrijft Wainwright, ‘had het karakter van een familiealbum vol kiekjes waarvan de maker het niet over zijn hart kon verkrijgen iets weg te gooien. Het zag er ernstig amateuristisch en volgepropt uit. De toon was afwisselend naïef, sentimenteel, wijsneuzig, zelfvoldaan en geschift. Het is mogelijk dat juist deze eigenschappen in een niet te definiëren mengsel Life's onmiddellijke en langdurige succes zouden garanderen. Uitgever en redactie zouden de vijfendertig jaren daarna proberen het recept te analyseren.’
Fotografe Margaret Bourke-White aan het werk in de Tweede Wereldoorlog
Dat laatste zinnetje kenmerkt het beeld dat de schrijver van Life heeft. Een immens vitaal monster, dat eenmaal op gang gebracht steeds meer aan vaart wint en dat door de beleidsmakers hollend moet worden bijgehouden. Hij citeert veel uit de notities van Henry Luce aan de redactie. Deze was oprichter en eigenaar van Time en Life, tevens chief-editor van Life, een soort hoofd-hoofdredacteur, want de managing editor van het moment had de eigenlijke leiding over de redactie en de samenstelling van het blad. Bij een van die notities van Luce uit de begintijd van het blad zegt Wainwright dat het wellicht de uiting is van ‘een machtig en verschrikkelijk vastberaden man die een uitleg probeert te vinden van een proces (dat hij zelf op gang had gebracht) waarbij de beste deelnemers altijd meer door intuïtie en smaak dan door een formule werden geleid.’ | |
AnekdotesWainrights boek bestaat uit een kleine dosering van de geest van de tijd, een heleboel grote en kleinere portretten - die van de reeks hoofdredacteuren/managing editors zijn gróót. En heel veel smakelijke verhalen; de bron anekdotes over Life is onuitputtelijk. Een zuur mens zou kunnen zeggen dat de schrijver meer vertelt dan analyseert. Maar dat past wel bij Wainwrights beeld van een krant als een heel ingewikkelde vorm van organisch leven. Gaat het goed dan valt het, ook achteraf, niet helemaal te beredeneren, gaat het slecht dan is er ook geen eenvoudige formule voor genezing van de kwaal. Een verhaal uit de begintijd. Het succes. Life start met een oplage van 250.000. De jaarcontracten met de adverteerders zijn op deze oplage gebaseerd. Die contracten zijn dus erg nadelig voor de uitgever, want algauw blijkt dat de oplage wel vertienvoudigd kan worden. Het succes is daardoor tegelijk een financiële ramp. Na de eerste twee nummers gebruikte de uitgever de verkoop in de plaats Worcester in Massachusetts voor zijn prognoses. In deze plaats van 195.000 inwoners waren de 475 uitgezette exemplaren van het eerste nummer in een mum van tijd verkocht. Van het derde nummer worden er tweeduizend uitgezet, die zijn ook meteen verkocht. Na drie maanden vraagt de plaatselijke agent om twaalfduizend exemplaren. Op basis van deze gegevens wordt de prognose voor de nationale verkoop van Life op vijf à zes miljoen gesteld. Die prognose blijkt aardig te kloppen al merkt men achteraf ook dat het zogenaamde Worcester Experiment zelf niet helemaal deugde want tijdschriftenhandelaren uit omringende plaatsen kwamen in Worcester hun voorraad van Life-exemplaren aanvullen. Een verhaal aan het einde. Voorbeeld van weer even opflakkerende vitale concurrentiedrift die in de jaren daarvóór nog een kenmerk van Life's werkwijze was. Fotograaf Stanley Tretick en verslaggever Dick Meryman volgen de kandidaat voor het presidentschap, George McGovern, tijdens zijn verkiezingstournee. De fotograaf maakt opnamen in de hotelsuite van McGovern en draait in alle hotellampen peren van tweehonderd watt om voldoende licht te hebben. De staf van McGovern blijkt deze exclusieve fotosessie ook aan een fotograaf van Newsweek te hebben gegund en Tretick draait dus gauw alle hotellampen weer terug. Terwijl de man van Newsweek mopperend over het slechte licht zijn werk doet, loopt Meryman door de kamers - twintig jaar geleden is hij als jong reporter getraind de fotograaf in alle wensen vóór te zijn - en doet al achteloos ronddrentelend zoveel mogelijk lichten uit.’ Een verhaal uit de tussenjaren. Ed Thompson, die in 1949 managing editor van Life was geworden, wordt in 1969 door Luce op een zijspoor gezet; George Hunt neemt zijn plaats in. De avond dat de krant sluit, wordt de ex-hoofdredacteur nog steeds door onrust bevangen en waart door de lokalen waar zich op dat moment het echte leven afspeelt. Wainwright beschrijft het tafereel: ‘Een van de art-directors schetst Hunt een last-minute lay-out voor. Andere redacteuren, bureaumensen, verslaggevers hangen eromheen, om ergens bij te kunnen helpen of nog iets te berde te brengen. Een draaikolk van mensen rondom een grote tafel vol foto's midden in een groot lokaal, met alle aandacht gericht op die ene man die op dit moment moet beslissen hoe dit urgente probleem zal worden opgelost. Hunt was die nacht het middelpunt van aller aandacht, zoals Thompson dat vroeger honderden malen was geweest.’ Het verhaal wil dat Thompson zich op een avond met de lay-out ging bemoeien en Hunt hem weg moest sturen.
Oprichter Henry Luce met zijn rechterhand Roy Larsen in de jaren dertig
| |
Ondergeschikte fotografenOp dit plaatje van het beslissende moment staan geen fotografen. Ze hadden ook niet meer in te brengen dan hun foto's, begrijp ik van Wainwright. In een vroeger boek over Life (That was the Life uit 1977) beschrijft journaliste Dora Jane Hamblin hoe zij met de fotografen op pad ging. Haar taak als researcher was helemaal ondergeschikt aan hun werk en aan de precisie van de tekst bij de plaatjes. De rollen lijken omgedraaid binnen de burelen van Life. De fotografen hadden geen zeggenschap over de keuze, de plaatsing en de begeleidende tekst bij hun foto's. Dat was een reden voór onder anderen fotograaf David Douglas Duncan om op te stappen. De schrijvende redacteuren brachten ook meestal de onderwerpen aan, ‘eerlijk is eerlijk’ zegt Wainwright. Toch is het raar dat bij een blad dat leefde dóór, van en vóór foto's, niet één fotograaf een rol speelde bij het vaststellen van het redac- | |
[pagina 12]
| |
tionele beleid. Je gaat je afvragen of dat, los van Life, een onontkoombaar, structureel gegeven is, bepaald door de werksituatie dan wel de aard van het beestje. Schrijvende redacteuren kunnen meer tijd doorbrengen aan het bureau op de redactie waar het begin ligt van iedere kantoorpolitiek. Of kiezen bazige mensen eerder voor het woord waarmee je toch meer invloed kunt uitoefenen dan met het plaatje? Loudon Wainwright, schrijvend journalist, komt er eerlijk voor uit dat hij best hoofdredacteur had willen worden. In de nadagen van Life bereikte hij uiteindelijk ook een top-functie, wel wat aan de late kant, laat hij zelf doorschemeren. Misschien hield Wainwrights ambitie zijn blik meer gericht op de beslissers rondom, dan op de foto's op de tafel. Nog een veronderstelling: de auteur heeft zich willens en wetens een beperking opgelegd en ervoor gekozen niet over foto's te schijven. Maar een passage in het hoofdstuk ‘De Astronauten’ bevestigt mijn ergste vermoedens: hij keek niet. Wainwright werkte als verslaggever mee aan de verhalen over de eerste Amerikaanse astronauten. Life had de exclusieve rechten van de ruimtevaarders gekocht en zich daarmee ook op een vreselijke manier aan handen en voeten gebonden. De astronauten behielden zich alle rechten voor van wijziging en het lukte hun dan ook zich te laten afschilderen zoals zij wilden: als mannen die door geen angst of emotie werden geteisterd - heel erg saai dus. Life, dat zowel wulps als preuts kon zijn, greep zelf ook in bij een van de zeldzame uitingen van gevoel. De astronaut Scott Carpenter schreef in de brief aan zijn vrouw, die een afscheidsbrief had kunnen zijn: ‘Als dit het einde voor mij betekent zal ik van drie dingen spijt hebben: (...) I will miss the pleasure of making love with you when you are a grandmother.’ De censors van Life maakten daarvan: ‘I will miss the pleasure of loving you when you are a grandmother.’ Een heel hoofdstuk dus over alle strubbelingen met NASA en astronauten. Daarin twee alinea's over het werk van de fotograaf Ralph Morse. Eén zin over de foto's. ‘Zijn resultaten waren altijd goed, nu en dan prachtig, af en toe verbazingwekkend.’ ■ |
|