Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Een droom en een scheidsgerecht Een relaas door J. Eduard Karsen Bezorgd en ingeleid door Rein van der Wiel Uitgever: Querido, 251 p., f39,-Jan FontijnEen dag voor Kerstmis kreeg een Amsterdammer te horen dat hij zijn ex-geliefde gedurende een half jaar niet meer met brieven mocht bestoken. Na beëindiging van zijn relatie had hij haar twee jaar lang wekelijks, zoals ik in de Volkskrant las, minstens één liefdesbrief gezonden. De rechter legde hem een van de vele varianten van een ‘straatverbod’ op. Een straf dit keer niet voor lichamelijke verkrachting of aantasting maar voor geestelijk geweld. Ik moet zeggen dat ik het een nogal merkwaardige uitspraak van de rechter vind. Of zo'n verbod een voorbeeld van creatief gebruik van het recht is en de vrouw in haar eigenwaarde kan versterken, zoals beweerd werd, waag ik ernstig te betwijfelen. Daarvoor zitten er te veel haken en ogen aan. Waarom de brieven niet bij ontvangst zonder te lezen in de prullemand gegooid? Kan ook een vrouw veroordeeld worden als ze een man met een ‘amour fou’ achtervolgt of op andere manier geestelijke terreur uitoefent? Honderd jaar geleden was er een andere man in Amsterdam die redeloos en reddeloos verliefd was op een vrouw, haar met brieven bestookte en tenslotte door een merkwaardig scheidsgerecht werd veroordeeld. Hoofdpersoon in dit liefdesdrama was de schilder Eduard Karsen, een dromerig en mensenschuw figuur uit de kring van Amsterdamse impressionisten. Het was een fascinerende kring, waar kunst passie was en het leven intens geleefd werd. Vanaf het eerste begin was het duidelijk dat de liefde van Karsen door de onuitwarbare verstrengeling van moedwil en misverstand zou uitgroeien tot een waar drama. Wat was er allemaal precies gebeurd? Op een gegeven moment had hij van een vriend vernomen dat er een meisje in de stad was gekomen om zich op de Rijksschool voor Kunstnijverheid te bekwamen in het boetseren. Die vriend wist ook nog te vertellen dat haar vader een bruut was en dat haar moeder was gestorven. Direct wist Karsen, notabene zonder haar gezien te hebben, dat zij zijn droomgeliefde moest zijn, het meisje uit zijn jeugd dat hem snoepjes gaf en een ongelukkig leven leidde. De vrouw op wie zijn vriend hem attendeerde, was Sara de Swart, een rijk meisje dat met groot gemak een zelfstandig leven kon leiden en vanaf 1887 samen met een vriendin in Amsterdam woonde. Saar was populair bij de Tachtigers; zij was hun muze en ondersteunde hen ook financieel. Ze komt dan ook als personage in de sleutelroman Vincent Haman van Paap voor, waar ze wordt voorgesteld als een geestige, gevoelige meid die open stond voor de moderne kunst. Sara helpt Karsen met het betalen van zijn huur voor zijn atelier. Men bedenke wat het zo'n honderd jaar geleden betekende dat een meisje financieel onafhankelijk was en een man hielp. Ook in een bohèmemilieu was dat iets bijzonders. Niet voor niets ziet Eduard, als hij haar voor de eerste keer bezoekt om te bedanken voor het geld, Sara de Swart als een hulpeloze vrouw die gered moest worden. Hij is totaal verliefd. Precies als bij Flauberts Madame Bovary waren Karsens ideeën over liefde ontsproten uit en gevoed door de romantische literatuur. Als Sara hem duidelijk maakt dat ze in hem alleen een goede vriend wil zien en geen geliefde, dan weigert hij dat te accepteren. Het drama wordt voor hem compleet als zij laat doorschemeren dat haar seksuele belangstelling naar vrouwen uitgaat. Karsen wil de realiteit niet kennen en drijft Sara door zijn brieven en volharding tot wanhoop. Ze raakt overspannen en gaat met haar vriendin in Parijs wonen. Het volgende bedrijf in het drama is als Karsens vriend, ziek geworden in Parijs, door de twee vrouwen in Parijs goed verzorgd wordt. Hij wel! Hij trouwt zelfs met Sara's vriendin. Dan begint de fase van de wraak. Karsen droomt van haar dood; hij gaat haar zien als een vrouw die mannen wil onderwerpen en hij besluit de wereld voor haar te waarschuwen en bekend te maken dat zij een ‘lollepot’, een lesbienne, is. Vrienden van Sara en Karsen vinden nu dat het te dol wordt. Ze besluiten dat er een scheidsgerecht moet plaatsvinden. Zo'n scheidsgerecht van vrienden is natuurlijk een vreemde zaak. Men stelle zich voor dat vrienden in een quasi-formele procedure voor je gaan uitmaken of je naar behoren leeft en liefhebt. Het is een gang van zaken die misschien alleen in bepaalde leefgemeenschappen of sekten voorkomt. Op 12 oktober 1891 is het zover. In hotel Suisse vindt het scheidsgerecht plaats. In de jury zitten Martha van Vloten, de vrouw van Van Eeden, de socialist Tak en de schilder Jan Veth. Om uit te maken of Karsens beschuldigingen terecht waren had de jury hem gevraagd een verweerschrift te maken. Drie uur had Karsen nodig om zijn relaas voor te lezen. 's Avonds hoorde hij bij de arts Aletrino thuis dat de jury hem in het ongelijk had gesteld. Voor zijn beschuldigingen, afkomstig van een ‘zieke geest’, moest hij zijn excuses maken. Karsen is woedend en verbreekt voor zijn leven de relaties met zijn jury-vrienden. | |
Hardnekkige mythenHet verweerschrift, door Querido uitgegeven en zorgvuldig door Rein van der Wiel ingeleid en becommentarieerd, leest niet gemakkelijk. Literair stelt het weinig voor. Het moet voor de juryleden een kwelling zijn geweest dit paranoïde relaas vol verdachtmakingen en uitweidingen aan te horen. Van retorisch raffinement is in deze apologie niets terug te vinden. Dat het mij toch boeide had niet te maken met de vorm maar met de menselijke inhoud. Het is moeilijk om outsider te blijven en neutraal te zijn in de waanwereld waar Karsen ons binnenvoert. Was hij alleen maar gek? Of had Saar toch een beetje aanleiding gegeven tot misverstand? Wie Karsens relaas met een cultuurhistorisch oog leest kan heel wat negentiende-eeuwse vooroordelen en denkbeelden over de liefde ontdekken. Men komt de hardnekkige mythen over de vrouw als sfinx, als fragiele persoonlijkheid en als fataal, castrerend wezen tegen. Het zijn mythen die niet alleen in de romantische en decadente literatuur en kunst van die tijd zijn uitgebeeld maar ook het sociale en erotische gedrag van mannen en vrouwen bepaalden. Er was in het gedrag van mannen - en Karsen was geen uitzondering - achterdocht, haat soms. Maar er was ook schuldbesef en overdreven ridderlijkheid als reactie hierop. Uit alles blijkt dat Karsen problemen had met deze onafhankelijke vrouw, die voor een eigen leven kiest. De eerste emancipatie-golf was weliswaar in volle gang, maar mannen en vrouwen hadden de grootste moeite hun sociale gedrag aan te passen aan de nieuwe ideeën over de rol van de vrouw. Ook de christelijke, Victoriaanse, seksuele moraal doet zich in Karsens liefde gelden met alle hypocrisie, broeierigheid, verdringing en lust tot lijden en kwellen vandien. Voor Karsen, een toegewijd schilder en romantisch kunstenaar, was het parool van de Tachtigers, dat kunst passie was, niet zomaar wat loze woorden. Zijn liefde voor Saar bewees dat. Saar de Swart en Eduard Karsen hebben nog lang geleefd. Hij stierf in 1941 en zij in 1951 op Capri. Vlak voor haar dood zocht Jan Engelman haar op. Vertederd sprak zij met hem over Karsen, ‘een aardig en fijnzinnig man’. Niemand heeft schuld, vond ze, in zulke verhoudingen, waarbij ze misschien niet toevallig verwees naar de relaties tussen Van Gogh en Gauguin en van Verlaine met Rimbaud. Karsens relaas is literair een onding maar als cultuurhistorisch document interessant. Er zou een fraai toneelstuk of scenario van te maken zijn. ■ |
|