Ter zake
Diny Schouten
Ten minste drie uitgevers spannen zich in om Gerard Reve de massmarket te doen bereiken. Uitgeverij Veen, waar Dick Gubbels zich voortaan ‘vaste’ uitgever van Reve mag noemen, probeerde al met een actiepocket van tien gulden (Klein gebrek geen bezwaar, een bloemlezing uit de bij Veen verschenen ‘brievenboeken’) een nieuw lezerspubliek te kweken voor de brieven aan Josine M., aan Wimie, aan Bernard S., aan Frans P., aan diverse geschoolde arbeiders, aan Simon C., en aan Wim B. Het staat nog te bezien of er voor zoveel brievenboeken zoveel afnemers zijn. De uitgever van de Rainbow-pockets, Maarten Muntinga, is bij voorbaat al heel zeker van zijn succes. Hij sloot een (‘heel duur’) contract af voor tien Revetitels, die afkomstig zijn uit het inmiddels opgeheven fictie-fonds van Elsevier. Muntinga gaat de boeken (waaronder Moeder en Zoon, De stille vriend, Wolf, en De vierde man) in vier jaar tijds uitbrengen, te beginnen met (in september) De taal der liefde. Muntinga liet uitzoeken dat het voor de helft van de kopers van zijn Rainbow-pockets gaat om een eerste kennismaking met de schrijver; het is de reputatie van de serie, niet die van de auteur waarop men koopt, moet de conclusie zijn. Het is voor het eerst dat een belangrijke auteur een contract sluit voor meer titels tegelijk, zegt Muntinga met trots, want dank zij hem zal het aantrekkelijke buitenlandse voorbeeld van grote schrijvers die allemaal in goedkope pocketseries verkrijgbaar zijn, hier voor het eerst navolging vinden. De klacht dat de pockets niet voor de eeuwigheid gemaakt zijn, blijkt onuitroeibaar
(lelijke tongen beweren dat ze na lezing uit elkaar vallen). Muntinga bezweert dat er slechts één ‘maandagochtendboekje’ is geweest, één titel uit de serie van vier waarvan de lijm ondeugdelijk was, en dat sindsdien geen boeken meer zijn geretourneerd. Ook De Bezige Bij komt met een volkseditie van Reve: in juni verschijnt een pocket van De avonden in de serie ‘Bibliotheek Thuis’. Eerste oplage: 50.000 exemplaren.
In mei verschijnt het derde deel van het Archief Van Schagen bij De Prom. Om aan die glegenheid luister bij te zetten organiseert het comité-Van Schagen (waarin onder anderen zitting hebben Simon Carmiggelt, Hans Warren en Anton Korteweg), een Van Schagen-symposium. Het comité spelt, deftig, symposion, en het wordt gehouden op 2 mei op een voor J.C. van Schagen (1891-1985) historische plek: het Badpaviljoen in Domburg. Als sprekers zijn niet uitsluitend bewonderaars als K. Schippers (over Van Schagens beeldend werk) aangezocht, ook het contrageluid van Tom van Deel, die zich nooit erg gunstig over Van Schagen heeft uitgelaten, mag er gehoord worden. Het Domburgsch Badnieuws, een seizoenkrant die (met slechts twee korte onderbrekingen) sinds 1883 wekelijks verschijnt, publiceerde voorheen als belangrijkste nieuws de namen der gearriveerde badgasten, maar sinds Francisca van Houtum de redactie erover voert, is er ruimte voor gedichten - waar anders over dan over de zee? - en herinneringen aan de schrijver-dichter van de Domburgse Cahiers. Tegelijk met het symposium komt het Domburgsch Badnieuws met een speciaal Van Schagen-nummer.
van schagen symposium
Er wordt in dit Multatuli-jaar helemaal geen Multatuli-correspondentie-schaaktoernooi met Indonesische Multatulianen gehouden, Konrad Boehmer schreef géén Multatuli-opera, en evenmin is er sprake van een koninklijke grandioze huldiging in de Nieuwe Kerk of een geïllumineerde en geheel ingepakte Westertoren, al belooft de voorzitter van het Multatuli-genootschap Prof. dr. Hans van den Bergh dat allemaal in het voorwoord van Aarts' Letterkundige Almanak. Dat voorwoord is een pastiche, evenals de bijdrage van toekomstige Multatuli-biograaf Wim van Boxtel uit Ravenstein (Gld.) waarin Multatuliaan Atte Jongstra er geducht van langs krijgt op grond van een slordige voetnoot. De gefingeerde Van Boxtel belooft ook een sleutelroman over de gemakzuchtige ‘Amsterdamse’ wetenschap van ‘koffiedrinkende tekstbezorgers’ als Hans van den Bergh: ‘Eindelijk een roman over koffie.’ Niet die belediging, maar het stuk dat ondertekend was met zijn naam bracht Van den Bergh ertoe om almanak-uitgever Kees Aarts te sommeren openbaar schuld te belijden, op straffe van gerechtelijke inbeslaglegging. Van den Bergh kalmeerde wat door een amende honorable van de drie redacteuren (Kees Aarts, Dick Welsink en Willy Tibergien) in Trouw, en besloot er ‘een onnozele grap’ in te zien, wat hem hoorbaar moeite kost. Net als medeslachtoffer Harry Prick is Van den Bergh ervan overtuigd dat de almanak véél leuker en beter geworden zou zijn ‘als ons om medewerking was gevraagd, die we nog wel gratis zouden hebben verleend.’ Prick verwacht echter
wél honorarium (‘Veertig gulden per pagina lijkt me redelijk’) voor de met zijn naam ondertekende historie van een schandaleus (en verdonkeremaand) Van Deyssel-document: de vierjarige Lodewijk zou een biecht hebben afgeluisterd die de oude Alberdingk Thijm aan Douwes Dekker zou hebben afgenomen. Niet alle bijdragen zijn pastiches: redacteur Dick Welsink spreekt over de inhoud van de almanak als over ‘ijs met wakken’. Maar zeker is toch dat de bijdragen van Jeroen Brouwers (over Multatuli's zelfmoord), Boudewijn Büch (over de Dallasty-serie die te maken zou zijn over de Douwes Dekker-clan), en Sigmund Freud (over Glorioso als Dekkers Über-Ich) stijlimitaties zijn. De pasticheurs mogen wel geprezen worden voor hun verbazend knappe parodieën. De Multatuli-lezing bijvoorbeeld, die W.F. Hermans bij de viering van de zestigste sterfdag heeft gehouden in Pulchri-studio, is inderdaad zoekgeraakt. Hermans kan zich niet herinneren wat ermee gebeurd is, maar zou Aarts zeker geen toestemming hebben verleend tot publicatie, weet zijn Eckermann, Frans Janssen. Janssen kan het typoscript (volgens Aarts' almanak in smoezelige staat, en met een voetafdruk erop, opgeraapt na ontruiming van de zaal) moeiteloos ontmaskeren doordat de ideëen ‘uit ongeveer 1970’ zijn, en de feiten uit 1950. Bij zoveel indrukwekkende Multatuliana vermoedt men Multatuli-onderzoeker Atte Jongstra als een der daders. Die ontkent. Het kan zijn dat een heel PC-nest aan het werk is getogen; tot de verdachten worden Bob Polak, Lucas Ligtenberg, Theodor Holman en Erik van Muiswinkel gerekend. Redacteur Dick Welsink laat niets los, het Oera Linda-boek (‘daarvan
staat ook nog steeds niet vast wie het gedaan heeft’), indachtig. Spijt over de stunt heeft hij allerminst: het bericht in Trouw blijkt vals te zijn. Welsink heeft vermoedens over de identiteit van degene die hem die poets gebakken heeft, maar verorbert sans rancune ‘het koekje van eigen deeg.’
De feestavond ter viering van het tienjarig bestaan van de Stichting Informatieblad Kamers van Koophandel in Arnhem werd helaas verstoord door één ernstige wanklank. Voor het ‘stijlloze incident’ stellen de organisatoren van het feest Tom Lanoye verantwoordelijk. Voor zijn ‘schunnige’ voorstelling maakten zij tegenover de gasten per brief hun excuses. Eén boze brief ging uit naar theaterbureau Moyo in Delft, bij wie Lanoyes optreden gecontracteerd werd. De directie van de Stichting Informatieblad beklaagt zich daarin over de ‘schandalige wanprestatie’ van ‘de Belgische conferencier’, die ‘meende ons twintig minuten lang op de meest liederlijke taal te moeten vergasten, en over de ‘nolens volens’ uitbetaalde gage van f1500, - die Lanoye ‘kennelijk in zijn stijl passend’ volledig opeiste. ‘Ze zijn niet vooraf naar Lanoye komen kijken,’ zegt Joke Meijer van Moyo laconiek, ‘en dan lijkt me dat het risico voor hen is.’ Dichter-performer Lanoye is wat huiverig geworden voor optredens tijdens personeelsfeesten, zeker als ze (zoals in dit geval) ver na het borreluur gepland zijn. ‘Ze verwachten van mij dat ik de rol van komieke Belg speel. Dat ik werd aangekondigd als de Belgische conferencier duidt erop dat ze iets tussen Urbanus van Anus en Snip & Snap verwachten. Vooraf hadden ze me aangemoedigd om grapjes over het bedrijf te maken, ze hadden het onderdeel nota bene zelf Een blad voor de mond is ongezond genoemd. Omdat me verteld werd dat het laatste dagelijks bestuur de reglementen heeft veranderd zodat ze niet meer na drie jaar herkozen hoeven te worden, maakte ik de grap dat het Nationaalsocialisme ook
zo begonnen was. De secretaris zei na afloop dat mijn optreden misschen voor België kon, maar voor Nederland toch het vereiste niveau miste.’