Tijdschrift
‘Is het persoonlijke literatuur?’ vraagt Anja Meulenbelt zich af in Bzzlletin 142 (jan. '87) naar aanleiding van een lezersreactie op haar boek Een kleine moeite. Een vraag die haar een lang essay ontlokt, dat eigenlijk geen eenduidig antwoord geeft op de kwestie. Lezers vonden haar boek mooi, authentiek, ontroerend en herkenbaar, maar wel erg autobiografisch en dus geen literatuur. Een onnozel standpunt, lijkt me, en ook geen probleem waar je je als schrijver erg druk over hoeft te maken. Niettemin neemt Meulenbelt de handschoen op en legt uit waarom op het omslag van Een kleine moeite de betiteling roman is komen te staan, ondanks het feit dat het waarheidsgehalte van het boek 80 procent is. Zoveel ‘echt gebeurds’ is er in het boek verwerkt. Hannemieke Stamperius noemt zo'n roman een ‘ervaringsboek’, een term waar Meulenbelt ook niet aan wil omdat ‘niet verzonnen’ in Stamperius' betoog gelijkstaat aan herkenbaar en niet-literair. Meulenbelt goochelt een beetje met vergelijkingen die op zich wel hout snijden, maar haar niet erg veel verder brengen bij haar standpuntbepaling. Hersenschimmen van Bernlef is ook herkenbaar, maar omdat Bernlef duidelijk nog niet dement is, heet het geen ervaringsboek te zijn. Bernlefs gezondheidstoestand én zijn literaire voorgeschiedenis maken het boek volgens Meulenbelt tot literatuur. Hans Warrens dagboeken zijn authentiek en toch literatuur. Van der Heijdens Sandwich is gebaseerd op ware gebeurtenissen en wordt desondanks als literaire roman beoordeeld. De schaamte voorbij is zowel herkenbaar als authentiek, maar kreeg een wankel literair onthaal. Heel logisch zijn Meulenbelts gevolgtrekkingen niet. In het Engelse taalgebied zijn er meer literaire termen voor het grensgebied tussen autobiografie en fictie: ‘diary novel’,
‘literary autobiography’ en ‘autobiographical novel’, stelt Meulenbelt. Termen die volgens mij niet alleen door recensenten van overzee worden gehanteerd. Een schrijfster die bij uitstek al haar boeken min of meer op haar eigen leven heeft gebaseerd is Marguerite Duras. Over haar gaat een groot deel van de bijdragen in Bzzlletin 142. Jan Versteeg geeft een overzichtelijke inleiding op haar werk. Hij geeft summier wat biografische feiten hoewel, zegt hij, Duras altijd heeft benadrukt dat kennis van haar biografie bij de interpretatie van haar werk nauwelijks tot verheldering zou leiden. Vanaf 1950 schrijft Duras romans, toneelstukken en filmscenario's. Later gaat zij ook zelf regisseren. Haar roman L'Amant werd, ook dank zij de Prix Goncourt, het best verkochte boek van na de oorlog in Frankrijk. Degenen die nog nooit wat van Duras gelezen hebben, zullen nadat ze Versteegs artikel uit hebben wel naar de boekhandel of de bibliotheek hollen om iets van haar te pakken te krijgen, omdat Versteeg zo enthousiasmerend over haar schrijft. Van haar meest recente roman geeft hij ook nog een fragment in vertaling. In de aankondiging van Les yeux bleus cheveux noirs schrijft Duras zelf: ‘Lees het boek. Hoe dan ook, al staat het u principieel tegen, lees het. We hebben niets meer te verliezen, u niet, ik niet. Lees alles.’ Verder schrijft Maria Gresnigt over de muzikale invloed in het oeuvre van Marguerite Duras en gaat Elisabeth Bosch in op de verwantschap tussen Georges Bataille en Duras. Renate Dorrestein meldt tot slot in dit nummer in haar column Van de campus dat zij de Verenigde Staten rondreist met haar lezing Who wants to write like a woman. Een intrigerende titel. Misschien wordt deze tekst nog eens in Bzzlletin afgedrukt.
EVA COSSEE