Opgaan in de anonimiteit als voornaamste hobby
Het isolement van William Sidis, genie en ‘misfit’ tegelijk
The prodigy A Biography of William James Sidis, America's Greatest Child Prodigy door Amy Wallace Uitgever: E.P. Dutton, 297 p. Importeur Van Ditmar, f54,40
Hans Moll
Een gruwelijk boek dat je wekenlang achtervolgt, dat is The Prodigy van Amy Wallace. Het is de biografie van William James Sidis, ooit het grootste Amerikaanse wonderkind genoemd. Een absolute must voor alle ouders van begaafde kinderen en voor iedere opvoeder ‘die denkt zijn mus een adelaar te zijn’.
Het wonderkind William James Sidis werd 1 april 1898 in New York geboren uit Russische-joodse ouders. Zijn vader, Boris Sidis (1867) werd in de omgeving van Kiev geboren. Op zestienjarige leeftijd stond hij aan het hoofd van een groep jongeren die de boeren lezen wilde leren. Dit streven werd in het achterlijke en fel anti-joodse Rusland met wantrouwen bekeken en Boris verdween in de gevangenis. Zijn kerker was te klein om te liggen, maar door met zijn knieën tegen de muur te leunen kon hij enigszins rusten. Twee jaar bracht hij zo door. Door zich op ideeën te concentreren kon hij zijn lijden verlichten en, naar hij later beweerde, dankte hij aan deze tijd zijn vermogen om helder te denken. Voor Sarah Mandelbaum (1874), de latere mevrouw Sidis, was een mislukte moordaanslag van antisemieten de aanleiding Rusland te ontvluchten.
Als genialiteit, idealisme, eigengereidheid en het vermogen om onder uitzonderlijke omstandigheden helder te kunnen denken erfelijk zijn, dan aardde Billy naar zijn vader. Vader en moeder Sidis werden gedreven door een enorme studiedrang. Keihard werken en een ongelooflijke zuinigheid brengen hen uiteindelijk op de universiteit. Sarah gaat naar Boston, Boris naar Harvard. Boris studeert onder de bezielende leiding van de psycholoog William James in de recordtijd van één jaar magna cum laude af.
Boris moet een weinig inschikkelijk mens zijn geweest. Toen men hem vroeg een these te schrijven om zijn Ph.D. te halen weigerde hij verontwaardigd. Ze wisten op Harvard wat hij waard was en met het voldoen aan formele eisen wilde hij geen tijd vermorsen. Dan maar geen Ph.D. Het geschrokken universiteitsbestuur vroeg hem voorzichtig of hij dan geen mondeling examen wilde afleggen. Weer wees Boris hen woedend af. Daarop werd hem zijn Ph.D. maar per post opgestuurd. Een maatregel waar zelfs de beroemde William James van opkeek. ‘Mevrouw,’ zou hij tegen Sarah gezegd hebben, ‘als men mij al geniaal noemt, welke superlatieven kan men dan nog voor uw man gebruiken?’ Schoten de superlatieven voor Boris tekort, die voor de kleine Billy moesten nog uitgevonden worden.
‘Voordat een baby kan praten,’ hield Boris zijn vrouw voor, ‘heeft hij al hersenen. Het kinderbrein is een instrument dat door de ouders gescherpt kan worden als ze altijd eerlijk, redelijk en logisch tegen hun kind zijn. Hersenen bouwt men op door ze te gebruiken. Je staalt je spieren ook niet door altijd in bed te liggen.’ En dus werd Billy's brein geprikkeld, getraind en op de proef gesteld.
Billy was nog geen jaar oud toen hij al kon spellen. Hij sleepte een emmer met letterblokken door het huis en vermaakte zich met het reconstrueren van titels uit zijn vaders boekenkast. Toen hij achttien maanden oud was las hij The New York Times, met drie jaar kon hij typen. Op deze leeftijd begon hij in kleine kring op te treden als wonderkind. Hij verbaasde zijn gehoor met zijn fenomenale geheugen voor cijfers, door uit bus- en spoorboekjes te reciteren. Dit optreden zou hij twintig jaar volhouden.
Het voornaamste motief voor Billy om iets te leren, schrijft Wallace, was de wens zijn vader te verrassen. Zo leerde hij als verjaardagscadeau voor zijn vader in het geniep Latijn, hij was toen nog geen vier. Zijn vader beloonde hem door hem het Griekse alfabet te leren en nog geen jaar later las Billy Homerus. Billy leerde geen talen, lezen we, maar ‘inhaleerde’ Russisch, Frans, Duits, Hebreeuws, Turks en Armeens. We zijn dan pas op bladzijde vijfentwintig van dit bijna driehonderd pagina's durende drama. Want de Juggernaut van zijn roem, schrijft Amy Wallace, denderde onstuitbaar voort.
Tussen zijn zesde en achtste jaar zou hij vier boeken hebben geschreven over anatomie, astronomie, linguïstiek en wiskunde. Wallace slaagt erin deze lijst van wonderbaarlijke verrichtingen boeiend te houden door intrigerende terzijdes als het vermelden van zijn ‘groeiende smaak voor ongewone en onbelangrijke feiten’. Veel daarvan hebben te maken met kalenders, niet bestaande talen en dienstregelingen van het openbaar vervoer.
Op elfjarige leeftijd gaat Billy naar Harvard. Billy's gedrag kenmerkt zich door extreme eerlijkheid en het onvermogen mensen te charmeren. Het beroemdste brein van de eeuw begrijpt niet dat hij in de klas op moet houden zijn hoed op zijn neus te balanceren. Als hij niemand kwetste, dan mocht hij dat toch zeker doen? De confrontaties die hij op school doormaakt, vormen voor zijn vader aanleiding tot het schrijven van een boek waarin het schoolsysteem wordt afgekraakt. ‘Nimmer in de geschiedenis van de mensheid zijn onderwijzers tot zo'n laag niveau van middelmatigheid vervallen als nu.’ Stevig in de klauwen van de publiciteit stijgt Billy's roem naar ongekende hoogten. Billy wordt William. Hij weet nog niet hoe diep de val zal zijn.