Zweven door de spookstad Nice
Patrick Modiano herschrijft zijn obsessies
Dimanches d'Août door Patrick Modiano Uitgever; Gallimard, 161 p., Importeur Nilsson & Lamm, f33,85
Rudi Wester
Natuurlijk mogen we de uitspraken van een romanpersonage niet in de mond van zijn auteur leggen, dat is er bij de Nederlandse lezer na alle commotie rondom Kellendonks laatste roman wel goed ingehamerd. Maar hoe zit het met de effecten die zowel schrijver als boek sorteren? Na het paar uur durende gesprek dat ik twee jaar geleden voor de Boekenbijlage van Vrij Nederland met Patrick Modiano in Parijs had, had ik het gevoel dat ik volstrekt high was. High van de inspanning te begrijpen wat er achter al die wanhopige zinnetjes zat als ‘het is moeilijk uit te leggen’ of ‘interesseert het u?’ en waarom hij niet eens op zo'n eenvoudige vraag naar zijn geboortedatum antwoord kon geven. Zwevend verliet ik het pand, bijna ook nog zonder jas omdat de auteur met geen mogelijkheid kon bedenken waar hij die gelaten had, wat een modianeske zoektocht opleverde. Buiten moest ik me zeker tien minuten oriënteren waar ik ook al weer was.
Ongeveer hetzelfde effect brengt het lezen van Modiano's romans teweeg. Modiano kan je een paar uur lang volledig in een andere stad of streek laten wonen, en daar zijn zijn schijnbaar-exacte aanduidingen van straatnamen, routebeschrijvingen en telefoonnummers niet vreemd aan. En tegelijk laat hij de lezer in totale verwarring achter omdat er op zoveel vragen geen antwoorden gegeven zijn.
Zo ook weer met zijn laatste roman Dimanches d'Août. Buitengewoon sterk wordt een Nice opgeroepen dat stinkt naar verrotting en vergane glorie en waar in de bar van Negresco de zo typische Modiano-helden rondhangen: louche handelaren met dikke, gouden schakelarmbanden en vrouwen in bontmantel en avondjurk. Pendant in de provincie zijn de rivierstranden in de omgeving van Parijs, namaakluxe aan de oevers van de Marne en de Loire waar geen Chris-Craft doorheen kan komen omdat ze vol rottende waterplanten zitten en waar de protserige villa's bewoond worden door ex-prostituées en tweederangs filmsterren.
In deze decors laat Modiano zijn hoofdpersoon Jean ronddwalen, vroeger fotograaf, nu benzinepomphouder in Nice maar als de roman begint alweer ontslagen. Zeven jaar geleden zou hij een fotoboek over de Plages fluviales rondom Parijs samenstellen, en ontmoette toen de mooie, maar getrouwde Sylvia. Ze beginnen een verhouding, ontvluchten de duistere familietentakels met medeneming van een reuzendiamant, het Zuiderkruis, en komen uiteindelijk in Nice terecht waar ze hun dure, vals verkregen bezit proberen te verkopen. Niet dat ze daar echt moeite voor doen - de figuren van Modiano laten zich bij voorkeur meedrijven in het leven, uit onmacht of onzekerheid - maar op een gegeven ogenblik ‘vangen’ ze het rijk uitziende echtpaar Neal.
Vanaf dat moment gaat het fout, en de hele roman is een, bij voorbaat tot mislukken gedoemde poging deze episode te reconstrueren. Zoals je op de montagetafel een film achteruit laat lopen om steeds dezelfde details van een bepaalde scène te bestuderen in de hoop achter het raadsel te komen, zo probeert Jean na te gaan hoe hij tegelijk met de diamant Sylvia kwijtgeraakt is. Deze roman bevat dan ook, buiten de al bekende Modiano-constanten, een nieuw element: niet alleen de reconstructie van een troebel verleden, maar ook het ontstaan van een grote liefde die haar hoogtepunt vindt in augustus op een overvol strand in de badplaats La Baule, waar de geliefden onopgemerkt en zonder gevaar voor ontdekking een maand lang verkeren.