Thrillers
De uitgever van Heksen bestaan niet door Walraven (Loeb, f 19,50) heeft verzuimd aan te geven om het hoeveelste avontuur van privé-detective Charlie Allard het gaat. Misschien wil hij die eerdere boeken niet noemen, omdat die zwakker zijn. Heksen bestaan niet is in ieder geval leuk en dat komt voor een groot deel door de betrekkelijk kleine rol voor Allard die nogal de neiging heeft tot luidruchtige leuterpraat. In dit verhaal is de hoofdrol eerder weggelegd voor een jonge vrouw die denkt dat zij behekst is. Dat brengt haar en Allard naar een achterlijk Zuidfrans dorpje. De intrige blijkt na verloop van tijd flinterdun te zijn en eigenlijk in het niets te eindigen, maar dat verhindert niet dat het een gezellige toeristische roman is geworden. Niet alleen de beperkte rol van Allard werkt in het voordeel van het verhaal, maar ook het loslaten, voor een deel, van de ik-stijl die de hoofdpersoon op zich al minder genietbaar maakte. Nu nog een voornaam voor de auteur.
‘Blijft u vooral thuis met deze kou. Kruip desnoods in bed en ga een lekker dik boek lezen,’ zei men onlangs in het televisienieuws van de BBC. Mijn keus zou dan onmiddellijk vallen op Cyclops van Clive Cussler (Pocket, f 13,90). Dirk Pitt, een held die elke Nederlander alleen om de naam al na aan het hart moet liggen beleeft hierin meer avonturen dan Kapitein Rob in dertien deeltjes bij elkaar. Een geheime Amerikaanse kolonie op de maan, een gouden afgodsbeeld op de bodem van de zee, een noodlanding met een ruimteveer, de bekering van Fidel Castro tot het kapitalisme en veel, heel veel dode Russen en dan heb ik niet eens de helft van de belangrijkste zaken in het verhaal genoemd. De 472 bladzijden vervelen geen moment en dat Pitt uit dit alles bijna nog gladgeschoren en in een schoon overhemd te voorschijn komt zal niemand verbazen. Pitt is een expert in zaken die zich onder water afspelen en dat komt hem vele malen te pas. Daarnaast is hij ook een geluksvogel die maar een zender hoeft aan te zetten om de juiste, geheime frequentie te pakken te krijgen. Een Rus tussen de ogen schieten is voor hem een koud kunstje, maar ofschoon hij toch een echte man is, is hij in het contact met de andere sekse wel erg afstandelijk en Minet-foto's bekijken doet hij ook al niet. Gelukkig komt op bladzijde 377 het er toch van, op Cuba in een drainagepijp langs de kant van de weg.
Penguin is in sneltreinvaart een hele serie oude detectives aan het heruitgeven als Classic Crime. Een daarvan is A Puzzle for Fiends van Patrick Quentin (f20,25). De serie lijkt enigszins op de voormalige Crime-de-la-Crime reeks van De Arbeiderspers, maar beperkt zich hoofdzakelijk tot puzzeldetectives. Quentin is het pseudoniem voor twee Britten die zich in Amerika vestigden. Hoofdpersoon in dit boek en andere avonturen die ook met ‘A Puzzle’ beginnen, is Peter Duluth, de echtgenoot van een actrice. Hij raakt dit maal zijn geheugen kwijt en wordt dan door een familie misbruikt in een erfeniskwestie. Ik vind zoiets een armoedige schrijverstruc om toch maar weer een nieuwe intrige te kunnen verzinnen. Maar voor wie dat niet erg vindt, blijft er misschien een aardige puzzel over.
Het Crime Jaarboek 1986 (Van Holkema & Warendorf, f17,50) geeft iedereen die de discussie wil winnen dat misdaadverhalen niet tot de literatuur behoren een goede kans. Dat is geen kritiek op de veertien verhalen die het boek bevat, waarvan dertien oorspronkelijk Nederlands en Vlaams zijn en één Amerikaans. Misdaadverhalen lees je voornamelijk voor je ontspanning en dat lukt goed met het grootste deel van de verhalen, die op uitnodiging van samenstelster Margreet Hirs zijn geschreven. Ze was zo vrij ook iets van eigen hand op te nemen en helaas is dat een van de zwakste bijdragen. Jammer genoeg zijn er geen verhalen bij van een van de vier nominaties voor De Gouden Strop (Jef Geeraerts, Martin Koomen, Gerben Hellinga en Tomas Ross), maar die waren vermoedelijk te laat bekend. Behalve Bob van Oyen ontbreken ook de prijswinnaars van de Bruna Verhaalwedstrijd die de vorige aflevering aantrekkelijk maakten en ook van de meest uitgeleende misdaadschrijvers (Baantjer, Janwillem van de Wetering en Jacques Post) staat er niets in. Misschien moet Margreet Hirs eens met ander aas vissen en ondertussen bent u misschien nieuwsgierig geworden wie de overige twaalf auteurs zijn.
Tegelijk met Writing Crime Fiction van H.R.F. Keating verscheen bij A&C Black ook Writing a thriller van André Jute, (f22,15) een misdaadschrijver die met name in Australië bekend schijnt te zijn. Zijn adviezen zijn de slechtste niet, hoewel de acht hoofdstukken nogal brokkelig zijn. Keating schrijft vooral over het ambacht van schrijven zelf en niet zozeer over de verscheidenheid van het genre. Zijn hoofdthema is dat de personages voorrang moeten hebben op de intrige en dat is een stelling die ik alleen maar kan beamen. De mensen moeten het verhaal maken en de meest spannende scène of vernuftige ontwikkeling blijft je alleen maar bij door de visie van, liefst, de hoofdpersoon of door het effect dat hiervan op de hoofdpersoon uitgaat. De boekjes van Keating en Jute zijn vooral aardig om te lezen als je zelf al eens geprobeerd hebt iets te verzinnen. Iedereen kan dan vaststellen dat ze met verstand van zaken geschreven zijn.
THEO CAPEL