Spreektaal
Zo'n twintig jaar van haar leven leidde Zora Neale Hurston een nomadenbestaan. Rondreizend over stoffige landwegen verzamelde ze verhalen, bluesteksten, kinderspelletjes, voodoo-rituelen, anekdoten en medicijnmanrecepten in de zuidelijke staten van de Verenigde Staten, het Caribische gebied en Midden-Amerika. De deelnemer is de beste observeerder, dat was het uitgangspunt van haar onderzoekmethode en ze stelde zich dan ook aan menig gevaar en vreemdsoortig ritueel bloot. Zo moest ze in New Orleans, tijdens een voodoo-initiatieceremonie, negenenzestig uur lang naakt, en zonder voedsel tot zich te nemen, met haar buik op een deken van ratelslangvellen liggen. In Mules and Men (935) en Tell My Horse (1938), de openhartige verslagen van haar ondezoekingen, paste Hurston een gedramatiseerde vorm van etnografie toe: ze vertelt verhalen waarin zij zelf een van de personages is. Daardoor hebben deze boeken veel weg van reisboeken zoals The Valley of the Assassins van Freya Stark, of With Mystics and Magicians in Tibet van Alexandra David-Neel, die de lezer meevoeren naar verre, vreemde culturen gezien door de ogen van onverschrokken ontdekkingsreizigsters. Alleen spelen oren bij Hurston haast een belangrijkere rol dan ogen. Want met een fenomenaal gehoor voor spreektaal slaagde ze erin een taal die geen schrifttraditie kende in al zijn zingzangerigheid en nuances, zonder bandrecorder, springlevend op papier vast te leggen.
Hurstons hele oeuvre - naast de genoemde boeken schreef ze vier romans, een autobiografie (Dust Tracks on a Road die in 1987 onder de titel Sporen op een pad bij Het Wereldvenster zal verschijnen) en talloze korte verhalen, essays en artikelen - straalt een liefde voor, en een trots zijn op, haar culturele erfgoed uit. Een trots die haar nooit verliet; in 1954 noemde ze het besluit van het Hooggerechtshof tot desegregatie van de scholen een belediging jegens zwarte scholen en leerkrachten. Het impliceerde dat zwarte kinderen alleen goed onderwijs zouden kunnen genieten als ze naast blanken zaten. Andere zwarte schrijvers benadrukten de armoede en onderdrukking, zij richtte zich op de rijke Afro-Amerikaanse subcultuur die nog met één been in Afrika stond en ‘bezig was te verdwijnen zonder dat de wereld besefte dat hij ooit bestaan had’. Hoewel ze zich identificeerde met de blueszangers en de verhalenvertellers, ‘de man in de goot die de god-maker is, de schepper van alles wat duurt’, was ze door haar academische, ‘westerse’ vorming tegelijkertijd in staat om afstand te nemen. Door dit dubbele bewustzijn, door haar versmelten van het beeldrijke zwarte idioom met ‘algemeen beschaafd Engels’, en omdat haar werk zich kenmerkt door een afwezigheid van trauma's, zelfhaat en jeremiades - ze vraagt niet om speciale aandacht of behandeling omdat ze zwart is, of een vrouw - zijn Zora Neale Hurstons boeken uiterst inspirerende en boeiende lectuur.
Toen ik Janie, haar buren en God voor het eerst, in het origineel, las, had ik nog nooit van Zora Neale Hurston gehoord. Het boek was een vondst van mijn vriend die een gebonden editie, in 1969 uitgegeven door Negro Universities Press, een jaar of zeven geleden opdiepte uit de stapels winkeldochters die de boekhandels tijdens hun jaarlijkse opruiming alsnog aan de man hopen te helpen. Hij had het op de eerste alinea's gekocht.
Zora Neale Hurston
‘Schepen in de verte hebben de wensen van iedere man aan boord. Voor sommigen komen ze binnen op de vloed. Voor anderen blijven ze voor altijd aan de horizon, altijd in zicht zonder ooit te landen, tot de toeschouwer zijn ogen berustend afwendt, daar de tijd zo lang de spot heeft gedreven met zijn dromen, dat ze nu dood zijn. Zo is het leven van de man. Vrouwen daarentegen vergeten alles wat ze niet willen onthouden en onthouden alles wat ze niet willen vergeten. Hun droom is de waarheid. En daarnaar handelen ze dan ook.’
De Janie uit de Nederlandse titel is zo'n vrouw die haar droom ‘om aan de grote conferentie van het leven deel te nemen’, nooit opgeeft. Grootgebracht in een dorp in Florida door haar grootmoeder, wordt ze op haar zestiende uitgehuwelijkt aan een veel oudere, maar ‘vijfentwintig hectare’ bezittende man. Deze beschouwt haar als koppige levende have die in het gareel geslagen moet worden. Wanneer ene Joe Starks op een dag de weg komt afgewandeld, op doorreis naar Eatonville waarover hij zo veel gehoord heeft, besluit Janie met hem mee te gaan omdat hij tenminste de belofte van ‘verre horizonten’ inhoudt. In Eatonville begint Stark gelijk de eerste dorpswinkel en wordt tot burgemeester gekozen. Janie ziet hij slechts als een verlengstuk van zichzelf: ze mag blij zijn dat hij van haar een belangrijk persoon gemaakt heeft - burgemeestersvrouw - en ze moet verder haar mond houden. Hoewel ze dat aanvankelijk niet over haar kant laat gaan, leert ze met het verstrijken der jaren haar tong in toom te houden. Wanneer Starks sterft, is Janie in de veertig. Ze ‘baadt zich in haar vrijheid’, maar door die in te wisselen voor haar droom ontdekte zij, samen met de kleurrijke zwerver Tea Cake, voor korte tijd, wat liefde is, en geluk.
Het is vooral in het laatste gedeelte van het boek dat Janies (in de derde persoon vertelde) levensverhaal universeel dramatische en mythische dimensies aanneemt. In een beeldend en ritmisch proza beschrijft Hurston het opkomen van een orkaan in de ‘Everglades’. In de vloed klampt Janie zich vast aan een koe waarop een vervaarlijk grommende en - naar later blijkt - dolle hond zit die haar aanvliegt. Het gelukt Tea Cake hem te doden, maar niet voordat hij een beet, die verstrekkende gevolgen zal hebben, in zijn wang oploopt.
De gelaagdheid en diepte die Hurston in een ogenschijnlijk simpele intrige heeft weten aan te brengen, zijn meesterlijk. Men kan Janie, haar buren en God lezen als een met inzicht, humor en jeu geschreven roman over de vele aanzichten van de liefde, en ook als een liefdesgeschiedenis met tragische afloop, maar eveneens als een uniek en bevoorrecht kijkje in een verdwenen wereld, aangezien Hurston herinneringen aan haar geboortestadje erin verwerkte (de figuur van Joe Starks is gebaseerd op de werkelijke burgemeester-cum-kruidenier van Eatonville). Daar dragen ook de Afrikaans aandoende stijlvormen die zij vaak toepast, toe bij (natuurverschijnselen worden gepersonifieerd: de orkaan is ‘hij-met-de-vierkantetenen’). Het motief dat nu echter het meest aanspreekt (maar in Hustons tijd totaal niet onderkend werd), is dat zij in Janie een vrouw beschrijft die zich met laconiek lef ontworstelt aan het juk van illusies dat mensen, die zeggen het beste met haar voor te hebben (de grootmoeder, de echtgenoten), haar telkens opleggen, of waaraan zij zichzelf onderworpen heeft. Ze blijft ervoor vechten om zich te mogen gedragen naar wie ze is. En zo wordt haar zoeken naar een bevredigend leven uiteindelijk een speurtocht naar haar identiteit. Een van de grondthema's van de Amerikaanse literatuur, van Melville's Moby Dick tot Kerouacs On the Road, is de reis door tijd en ruimte die tegelijk een ontdekkingsreis naar zichzelf is. In die zin hoort Janie haar buren en God thuis in het rijtje van tijdloze, klassieke Amerikaanse romans.