Ter zake
Diny Schouten
De vrienden van uitgeverij Meulenhoff, die Jan Siebelinks novelle Ereprijs kregen toegezonden - het boekje verschijnt eerstdaags ook als handelsuitgave - vormden níét het publiek dat de auteur voor ogen stond toen hij het verhaal schreef. Het boekje ontstond als opdracht van de lustrumcommissie van zijn school, het Marnixcollege in Ede, de ‘oecumenisch-christelijke scholengemeenschap in een grote provincieplaats’ die model stond voor het walhalla waar de eenvoudige mavo-leraar Oscar Kristelijn meent terechtgekomen te zijn. Het Marnixcollege viert dit jaar het vijftigjarig bestaan, en het plan was om ter gelegenheid daarvan een mooi uitgegeven boekje te verspreiden onder alle bij de school betrokkenen. Siebelink, evenals Kristelijn leraar Frans, vond dat het een verhaal moest worden dat ‘dicht bij school’ stond. Een eerste verhaal, over een rector die verliefd wordt op een leerlinge en haar helpt om door het examen heen te komen, werd in overleg met de voorzitter van de lustrumcommissie, dr. Ferwerda, ‘niet zo geschikt’ bevonden. Op Ereprijs reageerde rector Ferwerda wel positief. Op Siebelinks voorstel werd het verhaal, voordat het aan de commissie zou worden voorgelegd, eerst gelezen door twee leraren van de school, een historicus en een neerlandicus. Tot Siebelinks schrik en teleurstelling reageerden beiden zéér agressief. De historicus vond de personages veel te herkenbaar, wat door de auteur bestreden wordt; Siebelink claimt dat hij mensen heeft ‘geleend’ die al langer dan tien jaar weg zijn bij de school, en vindt dat zijn verhaal exemplarisch is voor een ontwikkeling die iedere leraar op iedere school meemaakt. De neerlandicus vond de stijl zeer slecht, en voorspelde dat er om de seks heibel zou komen onder de ouders - er is een vrijage tussen Oscar
en een hoogst vrouwelijk curatoriumlid. Tot stemming binnen de commissie kwam het niet. Een afspraak tot roulatie van het verhaal mislukte toen een curatoriumlid het boekje meer dan een week in huis hield, en de schuwe en afwerende reacties van de commissieleden die het verhaal wél lazen brachten Siebelink ertoe, zijn tekst terug te trekken, waarna Meulenhoff het uitgaf. Pijnlijk, vindt Ferwerda, die meent dat de bezwaren tegen de stijl en de herkenbaarheid niet doorslaggevend zouden zijn geweest, ‘hoewel ons uitgangspunt natuurlijk wél was om niet met iets aanstootgevends te komen.’ Het ontkersteningsproces van hoofdpersoon Kristelijn speelde volgens Ferwerda geen enkele rol, maar Siebelink ziet dat toch anders. Hij heeft er bij nader inzien wel begrip voor dat het verhaal niet heel tactvol is als jubileumgeschenk voor een protestants-christelijke school die ernstig wordt beconcurreerd door een orthodox-christelijke scholengemeenschap en een onlangs opgerichte gemeentelijke, openbare middelbare school.
ereprys
De laatste ‘aanbiedingscatalogus’ van BZZTÔH werpt de vraag op of we nog wel te doen hebben met een literaire uitgeverij, eigenlijk. Van de 38 nieuwe en herdrukte titels kunnen er 8 tot de literatuur gerekend worden (van auteurs als Elie Wiesel, Kati David, Maurits Mok, Luigi Malerba, Chaim Potok, Daan Cartens en Jona Oberski), maar de interesse van de uitgever heeft zich toch duidelijk verplaatst naar Het aardbeienboekje en Het knoflookboekje (in totaal tien nieuwe kookboeken), naar spelletjes, naar kinderboeken en naar zulke belangwekkende zaken als daar zijn tweelingen, moederszonen, vrouwen, prostituées en treinen. Nieuw is de BZZTÔH Crime-serie, waarin vier titels zijn aangekondigd: ‘De ladykiller’ van Masako Togawa (‘de Japanse P.D. James’); ‘Moord in het Witte Huis’ van de Amerikaanse presidentsdochter Margaret Truman, ‘De geboren moordenaar’ van Jim Thompson, die we op één lijn moeten stellen met Dashiell Hammett, en ‘B van bedrog’ van Sue Grafton, ‘een nieuwe vrouwelijke versie van Raymond Chandler’. De serie wordt geredigeerd door Joost de Wit, voorzitter van het PEN-centrum Nederland en directeur van de Stichting ter bevordering van de vertaling van Nederlands letterkundig werk. De Wit doet zulks voor zijn plezier, mogelijk als compensatie voor het propageren van de Nederlandse letteren in den vreemde, een werk dat volgens De Wit bemoeilijkt wordt omdat het buitenland onze literatuur ‘zo somber’, vindt. Commentaar van uitgever Phil Muysson van
BZZTÔH op de nieuwe misdaadserie: ‘Het wordt onder uitgevers onverstandig gevonden om het met misdaad te proberen, maar dat werd ook gezegd toen wij met kookboeken begonnen. Maar díé zijn een groot succes.’
De VvL, afkorting voor de Vereniging van letterkundigen, is volgens Bouke Jagt helemaal niet de ‘vakbond van schrijvers’ waarvoor zij zichzelf aanziet. Jagt werd eind mei gevraagd om tot het bestuur van de VvL toe te treden, maar is nu gedesillusioneerd opgestapt. In zijn ogen is de schrijversvereniging een club die zich vermeit in vergadercultuur, zonder al te veel overleg met de achterban en zonder zich overmatig te vermoeien met de enig belangrijke taak: het verbeteren van de economisch gezien marginale positie van schrijvers. Jagt werd gekozen als secretaris, op grond van zijn dubbelkwaliteit als jurist en neerlandicus, hij vertegenwoordigde ook ‘de prozaïst’ binnen het bestuur, dat uit een dramaschrijver (Willem Kapteyn), twee vertalers (Nelleke Fuchs en Graa Boomsma), een dichter (Arie van den Berg) en twee wetenschappers bestaat (voorzitter Hugo Verdaasdonk en als penningmeester de pas overleden Gerrit Borgers). Jagt voelde zich niet gerustgesteld door de toelichting van de andere bestuursleden bij de zijns inziens onbeperkte procuratie van de administratieve medewerkster, wier financieel handelen gecontroleerd wordt door een kascommissie die eenmaal per jaar één middag bij elkaar komt. Het leek hem ook statutair ontoelaatbaar dat de medewerkster, Mette Meijer, bepaalt wie lid kan worden en wie niet. De werkverhouding tussen Jagt en de bureaumedewerkster raakte zeer gespannen toen Jagt zich ging buigen over haar taakomschrijving en toen zijn nota met voorstellen over een effectiever rechtshulp aan leden in de bestuursvergadering besproken werd samen met een tegennota van de medewerkster. Voorzitter Hugo Verdaasdonk is niet onder de indruk van
Jagts aantijgingen, die voor hem slechts bevestigen ‘dat onze werelden te veel uit elkaar liggen’. Met de nieuwe secretaris ging te veel tijd verloren aan het communiceren over de communicatie, vindt Verdaasdonk. Jagt werd verzocht zijn functie neer te leggen nadat hij zijn zware beschuldigingen tegen mevrouw Meijer op geen enkel punt staande kon houden. Alleen Jagts standpunt dat een VvL-lid dat juridische bijstand behoeft zich beter bij een bureau voor rechtshulp kan vervoegen dan bij ‘zijn’ vakbond wordt wel door Verdaasdonk bevestigd: ‘Maar dat is altijd zo. Jagts voorstel om als bestuur juridische adviezen te gaan geven is onzinnig.’ Verdaasdonk houdt het op incompatibiliteit van humeuren. Jagt zegt zijn vertrek allerminst te betreuren, maar de titel van zijn nieuwe verhalenbundel, zojuist bij De Prom verschenen, klinkt verdrietig: De geur van traan.
Uitgeversmaatschappij A.W. Bruna & Zoons, niet te verwarren met het daarvan geheel losstaande Brunaboekwinkelconcern, ondergaat ‘een lichte afslankingsoperatie’, zoals adjunct-directeur De Bruin het noemt. Dat gebeurt met de hoop om een te gering rendement om te zetten in een redelijk rendement. De maatregelen bestaan uit een goedkopere behuizing en een ‘zorgvuldiger titelbeleid’, waardoor Bruna voortaan niet drie maal per jaar, maar twee maal per jaar haar titels aan de boekhandel zal aanbieden., Het woord reorganisatie is nieuw voor financieel directeur Spiekhout van de Friese Pers, eigenaar van Bruna & Zoons. Spiekhout ontkent dat er ook maar een moment aan verkoop van uitgeverij Bruna wordt gedacht. De afslanking betekent het vertrek van vier werknemers. Een van hen ‘verdwijnt naar de WAO’, voor drie anderen is een ontslagvergunning aangevraagd. Onder hen is Ariane Verdenius, die reden heeft om verbijsterd te zijn: zij was publiciteitsmedewerkster bij Bert Bakker, toen ze een half jaar geleden voor eenzelfde functie bij Bruna werd uitgenodigd. Een nieuwe baan lijkt moeilijk te vinden: er zijn steeds minder uitgeverijen die zich door hun grootte de luxe van een afzonderlijke publiciteitsafdeling kunnen veroorloven.