Josif Brodski 2
Karel van het Reve besprak in VN boekenbijlage van 20 december 1986 de in New York verschenen bundel essays van de Russisch-Amerikaanse dichter Josef Brodski Less than One. Hij roemde vooral het autobiografische opstel In a Room and a Half, maar betreurde het dat een episode die wel in de New York Review of Books als voorpublikatie zou hebben gestaan in de boekuitgave door de schrijver was geschrapt. Het ging om hoe vader Brodski in de jaren dertig eens een zwervertje van de straat had opgepikt (een van die verwilderde, ouderloze kinderen die door de steden zwierven en grotendeels van roof leefden), hoe hij de jongen in een weeshuis had ondergebracht en ‘hoe het knaapje iedere zondag werd opgehaald om enige tijd in het gezin Brodski door te brengen’. Het verhaal kwam mij nogal ongeloofwaardig voor: ten eerste is het onwaarschijnlijk dat een ‘weeshuis’ zo'n kind zou hebben opgenomen: in de jaren dertig werden ze, voor zover ze er nog waren, gearresteerd en in werkkampen ondergebracht. Ten tweede bestond er in Sovjetrusland in de jaren dertig geen ‘zondag’ als algemene rustdag. Ten derde bestond er toen geen ‘gezin Brodski’; de vader en moeder traden eerst tegen eind jaren dertig in het huwelijk, Josif Brodski werd in 1940 geboren, vader Brodski trok in 1940 naar het front in Karelië en van de ‘anderhalve kamer’ kan eerst sprake zijn geweest na 1948. Maar ik heb er de N.Y. Review of Books van 27 februari 1986 nog eens op nageslagen. Welnu, de door Karel van het Reve beschreven episode komt in Brodski's artikel helemaal niet voor. Het is een uit de duim gezogen verhaal van de recensent, wiens bedekte verwijt dat Brodski in zijn boekuitgave stukken zou hebben geschrapt dus nergens op slaat. Een tweede raadsel is aan het eind van de recensie de opmerking van Josif Brodski dat hij zijn moeder eens bij zijn boekenkast had
betrapt bij het lezen in een Franse uitgave van zijn gedichten. ‘Ze had nooit laten merken dat ze Frans kon lezen. Het verdiende geen aanbeveling om zoiets te laten merken: het kennen van Frans wees op een burgerlijke afkomst en dat was niet zo mooi...’ De eerste helft van deze passage staat inderdaad zowel in de tijdschriftpublikatie als in de boekuitgave. De tweede helft heeft Karel van het Reve er bij gemaakt. Het ging om het boek Collines et autres poèmes in een inferieure vertaling van Jean-Jacques Marie, uitgegeven door Éditions du Seuil in 1966. Brodski's moeder zal het boek in 1967 of later in de boekenkast van haar zoon hebben aangetroffen. Zij was toen tweeënzestig jaar oud, het was een halve eeuw na de revolutie en ik kan verzekeren dat echt niemand zich toen bekommerde om ‘burgerlijke afkomst’ vanwege kennis van een beetje Frans. Wat hier beweerd wordt is volslagen onzin. Dat Karel van het Reve in een korte boekbespreking twee zulke blunders maakt is niet zo best. Het zou bij deze of gene de indruk kunnen wekken dat hij van wat er in Rusland gebeurde en gebeurt toch eigenlijk niet veel afweet.
Amsterdam
Charles B. Timmer