[De Gids]
Vervolg van pagina 1
enkele jaren voordat De Gids werd opgericht, was er met Thorbecke en anderen een liberale stroming in de Nederlandse politiek ontstaan. Die stroming kreeg in het midden van de jaren veertig van de vorige eeuw de wind in de rug, De Gids werd er een spreekbuis van. En het is dan ook niet toevallig dat in hetzelfde jaar dat Nederland zijn belangrijkste grondwetswijziging kreeg (1848), het tijdschrift van Potgieter van koers veranderde en meer politiek werd. Niet radicaal, wel liberaal.
Zo is het blad altijd gebleven zoals een lijst van redacteuren van begin tot eind (Colenbrander maakte er een voor het laatste nummer van de 99ste jaargang) zou kunnen illustreren: Bakhuizen van den Brink, Fruin, Busken Huet, Pierson, Quack, Boissevain, Van Hall, Kalff, Colenbrander, Huizinga, Jolles, Dijksterhuis, Vestdijk, Van Duinkerken, Hoornik, De Froe, Constandse, van Benthem van den Bergh. Het zijn de meest opvallende namen en ook al zijn er mensen van velerlei richting onder, één ding hebben ze gemeenschappelijk: geloof in de rede en de redelijkheid, vertrouwen in de tolerantie en in de mogelijkheid tot verbetering. Noem het ‘de ideeën van de Verlichting’, noem het liberaal, het doet er niet toe: de richting is duidelijk. Maar daarin zit ook precies de problematiek. Want wat is liberaal? Wat zou de constante in 150 jaar intellectueel liberalisme kunnen zijn? Je hoeft alleen maar te denken aan het gesjoemel in die partij die zich nog altijd ‘liberaal’ noemt, je hoeft alleen maar te begrijpen dat het socialisme het jongere zusje van het liberalisme is, je hoeft alleen maar in te zien dat ‘liberaal’ duizenden keren niet meer dan standpuntloosheid en gemakzucht betekent en het probleem is duidelijk. Van Benthem van den Bergh heeft met andere woorden gelijk, maar zijn gelijk is nietszeggend. ‘De ideeën van de Verlichting’ zijn een vergiet: alles stroomt er doorheen, zelfs mystieke Schwärmerei zoals al bleek. Daarom zou een geschiedenis van De Gids ook alleen geschreven kunnen worden door stricte onderscheidingen aan te brengen in 150 jaar ‘vrijzinnigheid’. En dat lijkt me een verduiveld moeilijke klus.
Laat ik 'n voorbeeld geven. In 1865 maakte De Gids zijn eerste grote crisis door. Busken Huet, Potgieter en Van Limburg Brouwer stapten uit het blad naar aanleiding van een conflict over twee artikelen van eerstgenoemde. Het ene was een Avond aan het hof waarin opmerkingen stonden die als beledigend voor het koningshuis werden ervaren. Dat was nog tot daaraantoe (hoewel de ruzie oppervlakkig bezien daarover leek te gaan) maar zowel in dit artikel als in het andere waar het conflict om draaide zat ook een politieke component: Huet leek in zijn visie op de democratie radicaler te zijn dan zijn mederedacteuren en dat gebeurde vlak vóór het moment dat koning en parlement over hun verhouding een conflict uitvochten. Men zal het zich misschien herinneren, het is zo'n beroemde affaire die in ieder schoolboekje staat: de koning ontbindt tot twee keer toe het parlement dat weigert het conservatieve kabinet te tolereren. Nederland leek daarmee een monarchie met een constitutioneel tintje. Pas als kabinet en koning voor de derde keer een nederlaag lijden, bindt de vorst in. Daarmee wordt Nederland een constitutionele monarchie en verdienen de kabinetten niet langer het predikaat ‘koninklijk’ maar ‘parlementair’. Dit conflict was een fase in het ontstaan van de moderne democratie, een verruiming van de liberale idee en de ruzie binnen De Gids in het midden van de jaren '60 zou het beste in dat kader uitgelegd kunnen worden.
Een analyse van het werk van Van Limburg Brouwer zou dat aan kunnen tonen. Deze man was iemand die ergens tussen Thorbecke en Van Houten thuishoort: radicaler dan de eerste, zijn leermeester; gematigder dan de tweede. Hij vertegenwoordigde een andere fase in het liberalisme en door de artikelen van Huet leek het even of De Gids ook die kant uit zou gaan. Maar met het verdwijnen van Potgieter, Huet en deze Van Limburg Brouwer werd dat ‘gevaar’ voorlopig bedwongen. Enkele jaren later stuurde Van Houten een stuk naar De Gids met de titel De Staatsleer van mr. J.R. Thorbecke beoordeeld - het valt gemakkelijk te raden wat daarvan de teneur was. Het werd geweigerd en verscheen als afzonderlijke brochure. De Gids was in zijn liberalisme stil blijven staan. Dat was ook precies het verwijt dat de nieuwe rebellen van De Nieuwe Gids - evenmin als De Gids enkel een literair tijdschrift - de redactie maakten. Dat ze stilhielden, precies zo verstokt waren als eens de Vaderlandsche Letteroefeningen. Sociaal gezien is dat zeer verklaarbaar: de groep die eens emancipatie verlangde was arrivé en sloot de cirkel van zijn denkbeelden. Een nieuwe groep wilde de cirkel weer openbreken. Zo zouden er nog wel meer voorbeelden te geven zijn, uit de jaren vlak vóór de Eerste Wereldoorlog bijvoorbeeld, uit de jaren dertig ook. Bijna iedere keer ging het conflict om de vraag of een ruimere uitleg van vrijzinningheid gewenst was en zo ja, hoe die er dan uit moest zien. Dat is tot op de dag van vandaag zo doorgegaan. En het interessante is dat De Gids al die verruimingen overleefd heeft. Daar kan maar één verklaring voor zijn: de ontwikkeling liep parallel met een ontwikkeling in de Nederlandse samenleving.
In 1965 trad een nieuwe groep redacteuren aan: Brugsma, Constandse, Lammers, Mulisch en enkele jaren later kwamen daar mensen als Van Benthem van den Bergh en De Swaan bij. Brugsma, Constandse en Lammers zijn ondertussen met enkele nog oudere redacteuren verdwenen. Wiel Kusters en Casimir zijn erbij gekomen evenals, in 1983, een aparte redactie voor buitenlandse literatuur. In januari 1965 publiceerde Lammers in De Gids een artikel waarin hij nog eens terugkeek op het conflict van 1865. Hij deed dat natuurlijk niet voor niets en weer precies (oh toeval) op 'n moment dat Nederland politiek gezien op een belangrijk keerpunt stond en de kabinetten van parlementair buitenparlementair leken te worden. In dat artikel gaf Lammers Huet en Potgieter gelijk en noemde hij het tijdschrift dat na hun uittreden overbleef een statusverschijnsel en voorwerp van partijschap. Dat die visie maar zeer ten dele juist is, betoogt Remieg Aerts overtuigend in dit speciale nummer van De Gids. Maar daar gaat het niet om: Lammers c.s. wensten een nieuwe uitbreiding in de rekkelijkheid en dat lukte hen ook. De Gids is geen flauw blaadje dat met alle winden meewaait, dat weet iedereen die het tijdschrift volgt. Maar het hoort in een traditie, en dat is niet de traditie die Harry Mulisch in zijn openingsartikel uitdraagt.
■