Anekdotisch tijdsbeeld
Lokomotive door Hans Plomp Uitgever: In de Knipscheer. 186 p., f25,-
Koos Hageraats
Wat er in de roman Lokomotive gebeurt is betrekkelijk eenvoudig: een bijna zeventigjarige gepensioneerde fabrieksdirecteur wil na de dood van zijn vrouw een boek schrijven over het Berlijn anno ongeveer 1920. Hij bezit talloze documenten en een aantal kunstwerken uit die tijd, omdat hij toen met de kopstukken van het expressionisme en dadaïsme is opgetrokken. Om materiaal voor zijn boek te verzamelen keert hij na ruim veertig jaar terug naar Berlijn. Hij ontmoet er een vrouw die model zou hebben kunnen staan voor Anna Blume uit het beroemde gedicht van Kurt Schwitters, gaat op zoek naar het HadO, ‘het Handbuch des Oberdada, (...) het grote werk waarin alles een plaats had’, vindt dc kist waarin dat boek vermoedelijk is verborgen maar raakt het ook weer kwijt, en eindigt de cirkelgang van zijn queeste bij een geliefde uit zijn jeugd.
Hans Plomp heeft geprobeerd om het tijdsbeeld van Berlijn 1920 op te roepen. Daar is hij evenwel niet in geslaagd omdat de roemruchte figuren van toen niet tot leven komen in de herinneringen van de ik-figuur. Raoul Hausmann, Claire en Yvon Goll, George Grosz, Richard Huelsenbeck, het blijft bij name-dropping, wat er over hen verteld wordt overstijgt nergens het niveau van het anekdotische. De lezer kan voor een levendiger beeld van die tijd dan ook beter terecht bij K. Schippers' boeiende standaardwerk Holland Dada of George Grosz' fascinerende autobiografie Ein kleines Ja und ein grosses Nein (waaraan Plomp trouwens nogal wat heeft ontleend, soms zelfs bijna letterlijk). Het verhaal speelt zich af in 1967. Plomp laat zijn hoofdpersoon wel een verband signaleren tussen de dadaïstische periode en de Provo-activiteiten, maar de voor de hand liggende overeenkomsten werkt hij op geen enkele manier uit. Hierdoor staat de ik-figuur zowel buiten zijn verleden als buiten zijn eigen tijd.
Toch wordt hij ook geen op zichzelf bestaand, levend personage. Daarvoor is het handboekproza waarin hij verslag doet van zijn kennis van en visie op het expressionisme en dadaïsme, veel te objectiverend.
Ook de plaatsing van dit boek in de romantische traditie is een geforceerde manoeuvre: de tekst wordt uiteindelijk gepresenteerd als een manuscript dat na de dood van de hoofdpersoon in een kliniek is gevonden, maar de ondergang van die hoofdpersoon is al heel vroeg in het boek voorspelbaar. Eigenlijk worstelen Plomp en zijn hoofdpersoon in Lokomotive met hetzelfde probleem: ‘Het valt me buitengewoon moeilijk om een vorm te vinden die boeiend voor anderen is.’
■