Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
R. FerdinandusseDe vader van John Dann MacDonald werd omschreven als een strong-willed workaholic, en ik vrees dat dat ook opgaat voor de zoon. Die begon al op zijn twaalfde - hij moest wegens ziekte een jaar op (of is het in) bed liggen - maniakaal veel boeken te lezen, een gewoonte die hij zijn hele studietijd volhield. John D. ging in 1939 als luitenant het leger in, werd in 1943 overgeplaatst naar New Delhi en werd het jaar daarop, hij was toen 28, op Ceylon toegevoegd aan de OSS, de voorloper van de CIA. Hij bracht het er in twee jaar tot luitenant-kolonel en had niet erg veel te doen. In plaats van brieven aan zijn vrouw - die via de censuur moesten - schreef hij haar verhalen. Eén van die verhalen wist zijn vrouw geplaatst te krijgen in Story Magazine. Dat spoorde John D. aan om, toen hij gedemobiliseerd was en vier maanden betaald verlof meekreeg, nog wat verhalen te schrijven. Hij tikte 80 uur per week en schreef 800.000 woorden aan korte verhalen die hij naar de vele, toen nog populaire magazines stuurde. Zijn eerste afnemers waren niet de beste bladen, maar de gewone: Detective Tales en Mammoth Mystery. Het eerste jaar verdiende hij er 6000 dollar mee, en daar viel van te leven, en al gauw kwam hij terecht bij de betere pulpbladen als Black Mask, Dime Detective, Doe Savage, The Shadow en Mystery Book. Daarnaast science fiction-verhalen, cowboystories, maar het overgrote deel ging over misdaad.
John D. MacDonald
In 1982 zijn de beste verhalen uit die tijd gebundeld in ‘The Good Old Stuff’ (twee jaar later kwam nog een tweede selectie ‘More Good Old Stuff’) en in het voorwoord schrijft MacDonald dat hij altijd probeerde tenminste dertig verhalen in de post te hebben. Op lijsten hield hij bij naar welke bladen de verhalen gingen, en hij werkte per verhaal alle bladen af tot het verkocht was of tot de lijst was afgewerkt. In het begin situeerde hij de handeling nogal eens in India, Ceylon of die buurt, totdat hij van redacteuren hoorde dat hij de tropenhelm eens af moest zetten en zich op Amerika moest concentreren. Hij beschrijft ook dat hij in die tijd veel waardevolle adviezen kreeg. Eén editor zei hem: ‘Stop in godsnaam met te vertellen hoe je hoofdpersonen zijn. Schrijf niet: “Ze was een onhandige vrouw”, maar laat haar van de trap vallen met haar kop in het aquarium, dan weten we het óók.’ In datzelfde krankzinnige tempo schakelde hij over van verhalen op volledige misdaadromans, en hij werd een van de grote sterren van Gold Medal pocketserie van uitgeverij Fawcett. The Brass Cupcake (1950) was zijn eerste, een goeie trouwens: politiecorruptie in Florida - want dat werd ‘zijn’ terrein. Hij ramde er twee, drie, vier per jaar uit, sommige niet sterk, te psychologisch, daar tussendoor ook 's een keer horror, maar het gemiddelde paste precies bij het zwartwitte geweld van de jaren vijftig. The Executioners (1958) gaat over een jurist die getuige is van een aanranding van een jong meisje. Op zijn getuigenis gaat de aanrander de bak in. Vijftien jaar later is de jurist een geacht burger, getrouwd, met een dochter van 14 en in het stadje verschijnt de aanrander, die opmerkelijke belangstelling aan de dag legt voor die dochter. Uit dat soort stuff bouwde John D. zijn verhalen (van The Executioners werd trouwens een sterke film gemaakt met Gregory Peck, en Robert Mitchum als de psychopaat), persoonlijke drama's in kleine, warme stadjes. Daarbij was John D., meer dan Chandler c.s. op de hoogte van financiële manipulaties, hij wist hoe economische macht werkte, en dat gaf hem veel voorsprong in het maken van plots. Maar zijn sterkste punt was de kernachtige manier waarop hij die verhalen vertelde; hij kende alle maniertjes van de hardboiled schrijvers en kon daar prachtig mee wegkomen. | |
BoetepredikerIn 1964 verscheen de eerste Travis McGee. Dat was The Deep Blue Goodby, maar precies Vervolg van pagina 16 |
|