Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdUntouchable door Mulk Raj Anand Uitgever: Penguin, 157 p., f 17,50F. DekkingDe Indiase schrijver Mulk Raj Anand (1905) bezocht de universiteiten van Lahore, Londen en Cambridge en woonde vaak vrij lange tijd in Engeland tot hij zich na de oorlog blijvend in Bombay vestigde. Hij heeft meer dan tien romans geschreven, maar een van zijn bekendste is wel dit verhaal, dat een dag uit het leven van een outcast beschrijft, een sweeper, wiens voornaamste dagelijkse taken bestaan uit het straatvegen en het schoonmaken van de latrines en de open riolen. De beoefenaars van dit beroep, dat overgaat van vader op zoon, zijn onrein; ze mogen niemand aanraken en ook zelf niet aangeraakt worden, en ze behoren tot geen enkele aanvaardbare kaste. Wordt een lid van een bestaande kaste toch door zo iemand aangeraakt dan moet hij terug naar huis en daar in bad om zich te reinigen, een strak gehandhaafd ritueel waaraan iedereen zich moet houden. Op straat moet een onaanraakbare zijn komst door duidelijk geroep aankondigen, zodat iedereen hem mijden kan, een situatie die men kan vergelijken met de leprozen in het Westen die in de middeleeuwen hun komst met een ratel moesten aankondigen. In het begin van het verhaal vergeet Bakha dit en stoot op straat per ongeluk een brahmaan aan, wat tot een uitvoerige en vernederende episode leidt. Zijn hele dag is daardoor bedorven, aan zijn werk komt hij nauwelijks nog toe en thuis krijgt hij ruzie met zijn vader, hetgeen Anand de gelegenheid geeft allerlei aspecten van zijn gezinsleven te beschrijven. Hij gaat dan wat zwerven door de stad en komt allerlei vrienden en bekenden tegen; er komt een bruiloft ter sprake, en een hockeywedstrijd, zijn grote hartstocht, en ook ontmoet hij een missionaris, met wie hij een uitvoerig gesprek heeft dat feitelijk tot niets leidt, behalve dan de ontdekking dat voor Christus alle mensen gelijk zijn. Maar op de voor hem belangrijkste vraag wie of wat Christus dan wel is krijgt hij geen ander antwoord dan een reeks nietszeggende christelijke gezangen. Maar zijn dag eindigt niettemin met een onthullende bevrijding doordat hij toevallig terechtkomt in een bijeenkomst waar het woord wordt gevoerd door Mahatma Ghandi die een vlammend betoog houdt dat een van de grootste tekortkomingen van het hindoeïsme deze mensonterende scheiding der kasten is en erop wijst dat hij zelf, hoewel behorend tot een reine kaste, zijn eigen wc schoonmaakt en de voeten der verstotenen kust. Hij heeft ook een nieuwe naam voor hen: Harijan, dat is ‘kinderen van God’, en bepleit hartstochtelijk een menswaardiger behandeling van deze groep. Boeiend en leerzaam is de daarop volgende discussie tussen enkele toehoorders, van wie een deel het betoog ontschrijft als onuitvoerbare, nutteloze en verheven wartaal, maar onder wie zich ook een journalist-dichter bevindt, die heel zakelijke en realistische commentaren geeft. Later, na de zelfstandigheid van het land, komt het ook tot een wetgeving die gelijkberechtiging voorschrijft, waarvan geleidelijk aan gebruik gemaakt wordt. Voordien mochten de onaanraakbaren niet eens naar de lagere school en konden zij aan het openbare leven op geen enkele andere wijze deelnemen dan door hun verwerpelijke beroep. Nu kunnen zij naar school en de universiteit en zijn er Harijan-ministers, -zakenlieden en -advocaten, maar nog op zeer kleine schaal: men kan dat vergelijken met het aantal academici in Nederland dat afkomstig is uit de arbeidersklasse. | |
GecompliceerdHet hindoeïstische systeem van klasse-indeling is al bijna 3000 jaar oud en stamt van de Ariërs die toen vanuit het noordwesten geleidelijk het land veroverden. De vier klassen zouden volgens de mythologie ontsproten zijn aan de oergod Brahma: uit zijn hoofd de priesterklasse, de brahmanen; uit zijn armen de militair; uit zijn dijen de koopman en uit zijn voeten de dienaar, de Soedra - hiertoe behoren alle boeren. De koning behoort tot de militaire klasse en is dus lager dan de brahmanen. Dit aanvankelijk eenvoudige systeem werd in de loop der tijd aanzienlijk gecompliceerder en het woord Castas is in de zestiende eeuw door de Portugezen aan de enkele honderden groepen gegeven die zij toen waarnamen. Castas betekent ‘volksstammen’ of ‘families’ in uitgebreide zin. De kaste is uitsluitend religieus-sociaal gebaseerd en heeft niets met economische macht te maken: er zijn vrij veel brahmanen bedelaar uit religieuze overtuiging. Het hele systeem is buitengewoon gecompliceerd en rigide en zal de eerste eeuw nog niet veel veranderen denk ik. Toen ik in 1964 voor het eerst in India ging werken, in een hospitaal in Madras, heb ik bedongen dat ik ondergebracht zou worden in een Indiaas hotel. Dit werd door brahmanen geleid en toen ik binnenkwam gingen de vegers van het hotel plat tegen de muur staan met afgewend hoofd, en dat was bijna 20 jaar nadat zij wettelijke gelijkheid gekregen hadden: ik zal dit nooit vergeten. In 1975 heb ik drie maanden in Noord-India gewerkt om mee te helpen de pokken uit te roeien en daarvoor honderden dorpen bezocht om verdachte patiënten te bekijken. In al die dorpen waren afzonderlijke wijken voor de Harijans, die zich ook toen nog steeds zeer onderdanig gedroegen. Overigens was India tot ver in de jaren zestig het grootste pokkenland ter wereld met honderdduizenden sterfgevallen per jaar. Mijns inziens waren die bijna allemaal in de outcast-groep omdat niemand zich van hun lot een bliksem aantrok en medische voorzieningen voor hen totaal ontbraken. Wie meer wil weten over het buitengewoon ingewikkelde Indiase kastesysteem - bijvoorbeeld met wie je wel of niet gezamenlijk mag eten, drinken of roken - raad ik twee voortreffelijke antropologische boekjes aan, beide geschreven door mensen die langdurig in Indiase dorpen hebben geleefd. Het eerste, Behind Mud-Walls is van twee zendelingen, William en Charlotte Wiser en beschrijft de structuur van een dorp en de wijzigingen daarin vanaf 1930 tot 1970. Het andere is van Mayer en heet Cast and Kinship in Central India. Dit bestrijkt een veel kortere periode, maar met niet minder begrip. Het zou zeer simplistisch zijn het subtiele Indiase kastesysteem te vergelijken met de botte calvinistische apartheid in Zuid-Afrika, hoezeer het outcast-stelsel daar ook op leek. Het is bovendien de laatste tijd vérgaand verzacht. Het zou ook veel te kort doen aan de eeuwenoude Indiase cultuur. Men vergete niet dat de ontdekking van de nul (door Arabische kooplui naar het Westen gebracht) en van het tientallig stelsel te danken zijn aan Indiase mathematici en dateren uit de tijd dat wij de Rijn afzakten en bier dronken uit schedels. De logisch beredeneerde visie dat de aarde een bol is die om zijn eigen as draait en zich rond de zon beweegt dateert uit de vijfde eeuw en is bedacht door een Indiase sterrenkundige, dus lang voordat Galilei door de paus in de ban gedaan werd voor zijn ketterse ideeën. Voor mij staat de mooiste en uitvoerigste beschrijving van dat land in het meesterwerk van A.L. Basham, The Wonder that was India. Uit al die boeken wordt het duidelijk wat voor bijzondere prestatie Anand geleverd heeft door zich als lid van een hogere kaste zo subtiel te kunnen inleven in de belevenissen en gevoelens van een outcast. Het is een treurig boek, maar omdat het zo instructief is zeer lezenswaard. ■ |
|