Driehoeksverhouding
Als het goed is hebben we dus nog een aantal delen van Churchills officiële biografie van Martin Gilbert te goed nu, na Finest Hour, 1939-1941, het tweede deel over de oorlogsperiode is verschenen: Road to Victory, 1941-1945. Gilberts biografie (in 1966 door Churchills zoon Randolph begonnen en na diens dood in 1968 door Gilbert voortgezet) heeft inmiddels een ontzagwekkende omvang bereikt. Sinds 1966 zijn er, inclusief Road to Victory, zeven delen en dertien zogenaamde ‘companion’-delen met bronnenmateriaal verschenen met een totale omvang van bijna 20.000 bladzijden. Road to Victory, met zijn ruim 1.400 bladzijden, misstaat dan ook zeker niet in deze volumineuze reeks. Niemand hoeft zich overigens door die ontvang te laten afschrikken. De figuur Churchill en Gilberts vlotte pen staan borg voor een uitermate leesbaar geheel.
Winston Churchill
david levine
Road to Victory is in essentie de kroniek van een driehoeksverhouding. Met de Japanse aanval op Pearl Harbour en de daaropvolgende oorlogsverklaring van Duitsland aan de Verenigde Staten kwam in december 1941 het bondgenootschap van de Grote Drie geallieerden tot stand. Binnen dat bondgenootschap vormde in de jaren 1942 en 1943 het ‘tweede front’ de grootste twistappel. Stalin drong consequent aan op de opening van een dergelijk front, in zijn optiek een aanval in het centrale deel van West-Europa, om de geweldige druk van de Wehrmacht op het oostfront te verzwakken. Churchill voelde daar, zeker in deze periode, niets voor. Hij zag veel meer in een aanval via wat hij de ‘soft underbelly’ van Europa noemde, Italië en de Balkan. Tot zijn voldoening wist hij Roosevelt ertoe te bewegen inderdaad in eerste instantie via die weg de as Duitsland-Italië aan te vallen: operatie ‘Torch’ in november 1942, de geallieerde landingen in Noord-Afrika, vormde het voorspel tot de invasie van Italië in het volgende jaar.
Dat de Britten op dat moment nog het merendeel van de troepen van de Brits-Amerikaanse strijdkrachten leverden, zal niet geheel vreemd zijn geweest aan het honoreren van Churchills wensen. En als het aan Churchill had gelegen, was de aanval via de ‘soft underbelly’ gecombineerd met een grote geallieerde aanval op Noorwegen. Op deze wijze zou nazi-Duitsland door de westerse geallieerden vanuit het noorden en het zuiden als een noot gekraakt moeten worden. De Britse militaire staf verhinderde echter dat ook dit plan van hun minister van Defensie ten uitvoer werd gebracht, al weerhield dat Churchill er niet van om nog in juli 1943 te trachten zijn ondergeschikten ervan te overtuigen dat de voor 1944 geplande landingen in Normandië toch opgegeven moesten worden ten faveure van zijn Noorwegen-expeditie. Hij lanceerde daarbij het idee ijsbergen te gebruiken als drijvende vliegvelden, onder de codenaam ‘Habbakuk’. Destijds riep dit plan al zoveel scepsis op dat een van de betrokkenen voorstelde de term ‘milli-Habbakuk’ in te voeren als nieuwe maatstaf voor onuitvoerbaarheid! Het strekt Gilbert tot eer dat hij deze informatie, weliswaar in een voetnoot, niet achterwege laat.
De Brits-Amerikaanse strategie kwam ondertussen onder steeds sterkere kritiek van Stalin te staan. Deze achtte de aanvallen via de flanken beslist geen alternatief voor een aanval op het centrale front. Zijn voorkeur hiervoor was ook volkomen verklaarbaar. Als er één ding ook weer uit Gilberts studie duidelijk wordt dan is het wel het overweldigende aandeel dat de Sovjet-troepen in de nederlaag van Duitsland hebben gehad. Gedurende vier jaar stonden de meeste en best getrainde Duitse troepen aan het oostfront en ‘What Stalin would think of this when he has 185 German divisions on his front, I cannot immagine’, was een regelmatig terugkerende ontboezeming van Churchill als het tweede front weer eens werd uitgesteld.
De definitieve wending in de oorlog vond dan ook plaats aan het oostfront. De nederlaag van het Duitse Zesde leger bij Stalingrad in januari 1943, gevolgd door de Britse overwinning bij El Alamein, leidde een eerste periode van Duitse nederlagen in die tot gevolg had dat de vraag hoe het naoorlogse Europa eruit moest zien steeds sterker mee ging spelen in de militaire beslissingen. Toen Churchills flankenstrategie het dan ook uiteindelijk aflegde tegen de door de Amerikanen en Sovjets gewenste aanval op het centrale front in West-Europa en toen Stalins troepen Polen waren binnengetrokken, achtte Churchill de tijd gekomen voor zijn, achteraf als dramatisch te karakteriseren, reis naar Moskou in oktober 1944.
Deze bijeenkomst tussen Churchill en Stalin (codenaam ‘Tolstoy’) is berucht geworden door de invloedssfeerverdeling die de twee leiders daar op een simpel velletje papier overeenkwamen. Gilbert voegt geen nieuwe elementen aan het reeds bekende toe, maar zijn minutieuze weergave van de gebeurtenissen laat weinig twijfel dat ook in Gilberts optiek hier meer gebeurde dan alleen wat gedachtenspinsels; hier werden gewoon (op een weliswaar wat ongewone wijze) zaken gedaan. Het resultaat, de meeste Oosteuropese staten onder Sovjet-invloed, Griekenland in de Britse invloedssfeer en een onduidelijke situatie rond Polen, heeft Churchill nooit helemaal kunnen bekoren. Met name Polen zou tot het einde van de oorlog de relaties tussen Stalin enerzijds en Roosevelt en Churchill anderzijds danig vertroebelen. Het zoet van de overwinning op Duitsland smaakte bitter door de kloof die tussen de geallieerden groeide. Churchill omschreef Roosevelts dood in april 1945 in het Lagerhuis als benijdenswaardig; misschien had hij toch liever gezien dat Clementines verwachting uit 1943 was uitgekomen.
Road to Victory eindigt met de nederlaag van Duitsland in mei 1945. Een wat vreemd einde. De oorlog met Japan zou tenslotte nog vier maanden duren en Churchills premierschap nog drie maanden. Conceptueel was het daarom wellicht mooier geweest als Gilbert Road to Victory, dat tenslotte begint met de Japanse aanval op de Verenigde Staten, had laten eindigen met de Japanse nederlaag in september en Churchills laatste publieke optreden als premier tijdens de conferentie van Potsdam (al zou dat misschien geleid hebben tot de minder aansprekende titel Road to Defeat). Churchills eurocentrisme, verwoord in zijn beschrijving van de oorlog tegen Japan als ‘the lesser war’, wordt echter perfect door zijn biograaf overgenomen die het over het verre Oosten als een ‘distant theatre’ heeft. Voor de gebeurtenissen na mei 1945 zullen we dus op het volgende deel moeten wachten.