Thrillers
Van Patricia Highsmith is bekend dat ze graag naar slakken kijkt. Vooral hun tempo lijkt haar te fascineren te oordelen naar haar nieuwe boek Found in the street (Penguin, f17,50. Nederlands: Op straat gevonden, Arbeiderspers, f33,50). Zelfs voor Galileo valt er weinig beweging in te ontdekken. Het verhaal (welk verhaal?) is opgebouwd rondom drie personen. Een jonge illustrator, een oudere nachtwaker en een energiek jong meisje. Iets fris en vrolijks krijgt nooit een kans in het werk van Highsmith, dus het jonge meisje moet er aan. Wat had ze ook te zoeken in de saaie lesbische kringen waarin ze betrokken raakt? De illustrator ziet het allemaal aan en doet verder niets. De nachtwaker, een eenzelvige doctorandus aan de Universiteit van Zelfstudie, probeert er nog wat aan te doen, maar mag van de schrijfster toch eigenlijk niet meer dan zijn hond uitlaten en dat gebeurt dus minstens twee maal per dag, vele jaren lang.
Motor City Blue van Loren D. Estleman (Fawcett, f 13,90) beschrijft het eerste optreden van privé-detective Amos Walker. Op het omslag staat ‘Skillfully plotted (...)’, een aanbeveling van collegaschrijver Robert Parker. Dat is dus niet waar. Het is een nogal rommelig verhaal over de speurtocht naar de pleegdochter van een oude gangster. Niet de intrige, maar de sfeer en de hoofdpersoon zijn de sterke punten van het boek. In het latere Sugartown dat een tijd geleden als pocket verscheen, blijkt dat Estleman het verzinnen van een intrige toch onder de knie heeft gekregen. Detroit wordt mooi neergezet als een versleten industriestad waar vroeger de tweede-generatie-Polen en -Oekraïners zich in de autofabrieken in het zweet werkten en waar nu negers last hebben van de neergang. Walker is een ouderwetse detective die niet rent of gourmet. Sterke drank, sigaretjes en druilregen, daar wordt een man groot en sterk van.
Robert Parker is niet alleen schrijver van privé-detective-romans, maar hij is ook gepromoveerd tot doctor in de letteren op het werk van zijn beroemde voorgangers Hammett en Chandler. Een paar jaar geleden is een bewerkte editie van zijn dissertatie verschenen, die gesigneerd en in een genummerde oplage van 350 voor duur geld te koop is. Tijdens de uitreiking van de Gouden Strop, de prijs van het Genootschap van Nederlandstalige Misdaadschrijvers, kreeg schrijver Tomas Ross, de initiator van het geheel, uit handen van juryvoorzitter Bert Vuijsje exemplaar nr. 230. Ik ben bang dat hij een nogal saai boek ontving, waarin vele malen wordt herhaald dat de privé-detective de twee kenmerken van het Amerikaanse karakter uitdraagt, namelijk de protestantse opvatting dat elk mens persoonlijk verantwoording tegenover zijn God moet afleggen en de strijdlust om zich op de grens van beschaving en wildernis staande te houden. Voor zijn eigen held Spenser heeft Parker dat vooral vertaald in een erecode waarin betrekkelijk nieuwe deugden als eer en echtheid het winnen van oudere deugden als moed en rechtvaardigheid. Vooral Spensers neiging om dit luid en duidelijk met een begrijpende vriendin te bespreken, vind ik irritant, maar gelukkig is het nieuwe boek Taming a seahorse (Penguin, f 11,60) al weer heel wat beter dan het ellendige A Catskill eagle dat eraan voorafging. Spenser redt opnieuw het lichaam en misschien ook de ziel van een hoer. Door de eenvoudige Ot-en-Sien-stijl kom je er ook met een beperkte kennis van het Engels vlot doorheen. Omdat Tomas Ross als redacteur van Het Spectrum Parker een plaats gunt in zijn sterrenreeks zal het binnenkort ook wel in het Nederlands beschikbaar komen.
Colin Forbes is een van de schrijvers die het, niet al te moeilijke, geheim van Robert Ludlum hebben ontraadseld. Eindstation Bern (De Boekerij, f 19,90) is dus verplichte kost voor alle Ludlum-fans. In Zwitserland is iets geheimzinnigs aan de hand. Alles draait om ‘Terminaal’, maar wat wordt daarmee bedoeld? Het is voorbehouden aan een dappere journalist, een Engelsman die al eerder achter een komplot is gekomen, om alles bloot te leggen. Het wordt hem nogal moeilijk gemaakt omdat hij ook nog achter de betekenis van ‘Tous Azimuts’ moet komen, maar gelukkig is hij uit het goede hout gesneden. Een van zijn tegenstanders is een man in een duur donkerblauw zakenkostuum. ‘(...) Hij was gladgeschoren en de koele blauwe ogen boven zijn scherpe neus zouden door de insider onmiddellijk herkend worden als de ogen van een moordenaar (...)’ Het werd me toen duidelijk waarom je de laatste tijd zoveel van die halfgeschoren types tegenkomt. Die zijn natuurlijk bang om anders herkend te worden. Forbes' inzicht in de mens vond ik zwakker dan zijn beschrijving van Bern. Dat lijkt me een leuk, proper stadje om eens een keer doorheen te wandelen.
Douglas Hurd is minister van Binnenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk. Al eerder is hij als co-auteur van thrillers opgetreden. Ditmaal heeft hij samen met ambtenaar Stephen Lamport The palace of enchantments geschreven (Coronet, f 17,50). Het is niet zozeer een thriller als wel een solide politieke roman waarin de opkomst en ondergang van een staatssecretaris van Buitenlandse Zaken wordt beschreven. In Engeland zijn bewindslieden altijd ook parlementsleden en dat leidt ertoe dat beide kanten van het bestaan van de hoofdpersoon worden belicht. Les één voor alle politici is om je vrouw (‘partner’ moet je geloof ik in Nederland zeggen) tot compagnon te maken, anders gaat alles al meteen mis.
THEO CAPEL