Turkse satire
De andere turk door Sinasi Dikmen Uitgever: De Populier, 119 p., f22,50
Koos Hageraats
Dat de satire een van de beste middelen is om zich te wapenen tegen een overmacht, bewijst de in Duitsland woonachtige Turk Sinasi Dikmen met zijn verhalenbundel De andere Turk. Dikmen stelt zich daarin volkomen onafhankelijk op door zowel de discrimerende Duitsers als de vaak al te serviele Turkse gastarbeiders te bespotten. In de verschillende verhalen komen de hoofdpersonen op schijnbaar naïeve toon aan het woord, en juist in die naïviteit ligt de satire: de lezer weet immers dat de zaken in werkelijkheid heel wat anders liggen dan de manier waarop er over gesproken wordt.
Twee stijlmiddelen worden in de verhalen effectief gecombineerd: het bijna nuchtere verslag van persoonlijke ervaringen en de omkering van de feiten. Zo kan het gebeuren dat, in het sterke verhaal ‘Een Turks jongetje schrijft een brief aan oom Goethe’, een 11-jarig jongetje de discriminatie, agressie, xenofobie en armoede consequent weergeeft als uitingen van naastenliefde, broederschap en rijkdom. In het verhaal ‘Alles voor de bakker’ vertelt de hoofdpersoon hoe hij in de problemen is geraakt doordat hij de afgedragen troep waarmee zijn Duitse buurtgenoten hem overladen (hij is immers een Turk, nietwaar), opslaat in zijn woning - zodat hij tenslotte van zijn huurbaas te horen krijgt dat hij en zijn familieleden moeten vertrekken omdat het huis aantoonbaar wordt uitgewoond.
Dikmen heeft een scherp oog voor de problemen van de gastarbeiders. Hij transformeert die problemen tot lichtelijk absurdistische proporties, maar door de nuchtere verteltoon komen die niet eens zo heel onwaarschijnlijk over. In één verhaal (‘We zullen die knoflookvarkentjes wel wassen’) maakt hij het zich daarbij een beetje gemakkelijk door al te veel vooroordelen bij elkaar te zetten; in de overige verhalen concentreert hij zich steeds op één aspect van de kloof tussen allochtonen en autochtonen, waardoor de problematiek van de tot mislukken gedoemde integratie schrijnend duidelijk wordt.
Dat de verhalen zich in Duitsland afspelen hoeft voor de Nederlandse lezer geen bezwaar te zijn: probleemloos zijn de situaties over te hevelen naar de toestand in ons land; ook dan behoudt de satire zijn kracht. De overmacht is immers dezelfde.
■