Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Georgica door Claude Simon Vertaling en nawoord: Jean Schalekamp Uitgever: Meulenhoff, 368 p., f47,50Rudi WesterJe moest al heel veel van de Franse taal houden, een nostalgisch verlangen koesteren naar de gouden dagen van de nouveau roman, wetenschappelijk medewerker aan de universiteit zijn of een ijzeren discipline erop nahouden altijd één boek van elke Nobelprijswinnaar voor literatuur te lezen, om een roman van de laureaat van 1985, de Fransman Claude Simon, ter hand te nemen. Uitgever Meulenhoff heeft de nobele taak op zich genomen deze beperkte kring voor uitbreiding vatbaar te maken door Simons beste en meest karakteristieke werk les Géorgiques (1981) in vertaling uit te brengen. Jean Schalekamp, die in 1965 al Palace van dezelfde auteur vertaalde, heeft met deze Georgica een fenomenale krachttoer verricht die zeker voor een eervolle vermelding in de vertaalannalen in aanmerking komt. Een zin van meer dan dertig (30) bladzijden tot een goed einde brengen; het tegenwoordig deelwoord, dat Simon uitzonderlijk vaak gebruikt, in soepel lopend Nederlands omzetten; de beelden die met kleine accentverschuivingen tussen andere zinnen verborgen steeds weer terugkomen, door een consequente vertaling er toch uit laten springen: het getuigt van groot vakmanschap. Niet dat de roman daardoor gemakkelijk toegankelijk wordt, maar dat is ook nooit de bedoeling geweest van de auteur. Door de montage-achtige opzet van het verhaal, door gebeurtenissen naast elkaar te plaatsen die normaal door tijd en ruimte van elkaar gescheiden zijn, dwingt Claude Simon de lezer actief mee te zoeken naar samenhang, naar zijn eigen constructie van geschiedenis. Er zijn drie hoofdfiguren die zich in alternerende situaties van krijgsverrichtingen of landleven bevinden, en meestal in beide omdat zij, deel uitmakend van de cavalerie of artillerie, hun dodelijk werk op het land uitvoeren. De schrijver fungeert als vierde man. Na een kort beginhoofdstukje, wordt in het tweede een op het eerste gezicht chaotische verzameling gebeurtenissen uit het leven van een generaal, aangeduid met de initialen L.S.M., ten tijde van de Revolutie en Napoleon gegeven, afgewisseld met fragmentarische herinneringen van iemand uit de Tweede Wereldoorlog en de Spaanse burgeroorlog. Deze episoden worden in de daarop volgende vier hoofdstukken min of meer coherent uitgewerkt. Er is een schitterende, bijna extatische beschrijving van het ongeordende terugtrekken van een groep soldaten aan het front in Noord-Frankrijk in de ‘drôle de guerre’. IJzige kou, sneeuw, stank, vuil: Claude Simon is op zijn best als zijn figuren zich in de modder rondwentelen en het verval toeslaat, zoals ook aan het eind bij de Generaal het geval is. Het gedeelte dat zich afspeelt in mei 1937 slaat enigszins apart. In korte, sobere zinnen herschrijft hij hier als het ware ‘Saluut aan Catalonië’ en berispt O.(rwell) over zijn chronologische manier van vertellen waardoor deze oorzaak en gevolg suggereert. Dat nu gaat lijnrecht tegen Simons opvatting over geschiedenis en taal in, en daarvoor is Georgica zijn bewijs: in alle drie de oorlogsperioden die hij evoceert, is de kerngedachte dat in werkelijkheid niemand eigenlijk precies weet op wie hij schiet of waarom hij daar is. Oorlog heeft niets met verstand te maken. Oorlog komt en gaat, evenals de seizoenen, en speelt zich cyclisch op dezelfde plekken af: ‘Het waren dezelfde wegen, dezelfde bevroren plassen, dezelfde stille bossen waar de opeenvolgende horden van plunderaars, brandstichters en moordenaars telkens en telkens weer opnieuw doorheen trokken.’ Het individu is niet bij machte zijn wil aan de geschiedenis op te leggen, enige zin in de werkelijkheid om hem heen te ontdekken. Wat hem overblijft is zijn innerlijke logica, die van gevoelens, zintuigen, associaties. Voor wie met Simon meevoelt, is Georgica een fantastisch experiment. ■ |
|