De bezetenheid van de roeigemeenschap
Een klasse apart in de sportwereld
The amateurs door David Halberstam Uitgever: Harmondsworth/Penguin, 221 p., f21,95
Lodewijk Brunt
Toen de stiefmoeder van Tiff Wood voor het eerst een roeiwedstrijd bijwoonde riep ze halverwege uit: ‘Waar zit Tiff nou toch?’ Omstanders schoten te hulp: ‘Dat is die man met dat schokkende hoofd, mevrouw.’ Je kon hem er gemakkelijk uitpikken. Het leek wel alsof hij het roeien als een krachtsport opvatte, van techniek scheen hij geen kaas te hebben gegeten. In roeierskringen stond hij bekend als ‘de hamer’, iemand die er in zijn skiff op uit leek te zijn om zoveel mogelijk vissen dood te slaan met zijn roeispanen. ‘Vorm is goed voor kunstschaatsen, turnen en schoonspringen,’ placht hij tegen zijn critici op te merken. ‘Met roeien heeft het niets te maken. Ik wil winnen. Roeien gaat om winnen. Als je wint zegt trouwens toch iedereen dat je techniek goed is.’ Hij wist waar hij over sprak, want vanaf het midden van de jaren zeventig hoorde Tiff Wood tot de allerbeste skiffeurs in de Verenigde Staten. In 1983 won hij de bronzen medaille bij de wereldkampioenschappen in Duisburg. Alles wees erop, dat hij zijn land zou vertegenwoordigen tijdens de Olympische Spelen in Los Angelos. Dat moest de bekroning van zijn loopbaan worden. In 1976 was hij reserve geweest van de Amerikaanse roeiploeg, in 1980 kon hij niet in actie komen vanwege de boycot. In 1984 zou het er eindelijk van komen.
Het roeien is een van de laatste bolwerken van zuiver amateurisme, althans in de Verenigde Staten. Dat is het centrale thema van The Amateurs, het nieuwste boek van de Amerikaanse journalist David Halberstam. Zoals hij ook al in The Breaks of the Game liet zien, zijn ‘liefdesverklaring’ aan het basketbal van een paar jaar geleden, zijn de meeste sporten door toedoen van de tv getransformeerd tot één groot commercieel circus. Sportlieden zijn entertainers geworden voor een massaal publiek en verdienen letterlijk goud, ook al zijn ze in naam amateurs. Maar voor roeiers gaat dat niet op, terwijl zij een sport beoefenen die het uiterste vergt aan inspanningen en opofferingen. Wil je als roeier aan de top komen, dan dien je per jaar vele honderden uren zware trainingsarbeid te verrichten, grotendeels in volstrekte eenzaamheid. Dit alles voor in totaal hooguit een paar uur échte wedstrijden waarbij je je met anderen kunt meten. Daar staat weinig tegenover. Omdat vrijwel niemand zich voor de roeisport interesseert zal geen enkel reclamebureau het wagen om een roeier te gebruiken bij het aanprijzen van produkten. Geen werkgever zal er eer in stellen een roeier in dienst te nemen om hem vervolgens met doorbetaling van salaris vrij te geven voor de dagelijkse trainingen. Voor zwarte kinderen, die iedere dag urenlang partijtjes basketbal spelen in de hoop om via die weg het getto te kunnen ontvluchten, bestaat alle begrip. Maar geen mens kan zich de bezetenheid van roeiers voorstellen. Het kost ze alleen maar geld en buiten het beperkte kringetje van roeifanaten levert het niets op aan eer of bekendheid. Volgens Halberstam vormen de roeiers een bijna negentiende-eeuwse enclave in de hedendaagse sportwereld. Door hun fantastische capaciteit om grote hoeveelheden zuurstof op te nemen en hun vermogen om tijdens wedstrijden helse pijnen te doorstaan kunnen ze bijna als lichamelijke freaks
worden beschouwd. Iemand die zijn tanden poetst produceert ruwweg één kilocalorie aan energie per minuut; iemand die aan het joggen is in een park produceert zes tot acht kilocalorieën. Een toproeier daarentegen weet bijna veertig kilocalorieën per minuut vrij te maken!
The Henley Regatta
abc
Ook in sociaal opzicht vormen roeiers een klasse apart. Halberstam spreekt over een ‘macho wereld’ met een mateloos egocentrisme. Als je niet extreem ambitieus bent, kun je het wel vergeten. ‘De grenzen tussen loyaliteit en rivaliteit zijn subtiel,’ zegt Halberstam. ‘Hoezeer ze ook aan elkaar gebonden mogen zijn, er bestaan woeste onderstromen van onderlinge wedijver. Vanwege het gesloten karakter van de roeigemeenschap komen de rivaliteit en jaloezie onder een vergrootglas te liggen. De spanningen in het botenhuis zijn dikwijls om te snijden. De omgang van roeiers onder elkaar heeft het karakter van een vriendschap tussen duellisten.’ Concurrentieslagen als die tussen McEnroe en Connors bij het tennissen verbleken bij de duels die op het water tussen roeiers worden uitgevochten. Kenners realiseren zich, dat het roeien dikwijls een uitlaatklep is voor onverwerkte emotionele problemen Een van de coaches leverde het volgende commentaar bij de gezichtsuitdrukking van een roeier die bezig was een wedstrijd te winnen: ‘Hij ziet er uit als een roofdier, die op het punt staat zijn prooi te grijpen.’