Extreme midden
‘Ondervraagd of hij links of rechts dacht, had hij, zoals de acteur Peter Ustinov het een paar jaar geleden deed, kunnen antwoorden: “Ik ben in het extreme midden.” Hij had daarom, zoals de hoofdfiguur van De schone Slaapster, ook sterk de neiging partij te kiezen voor de zwakkere, de verliezende. Hij hield veel van Sabine, de heldin van Corneille die, nog voor ze weet hoe de strijd tussen Horatiërs en Curatiërs zal aflopen, verklaart partij te zullen kiezen “voor wie het onderspit zal delven”. Hij was hierin zeer consequent, en het bracht hem eens tot een zeer ongewone stap: na de Tweede Wereldoorlog aanvaardde hij lid te worden van het Yzerbedevaartcomité. Voor hem, de vrijzinnige, wars van ieder extreem flamingantisme, wel een zéér moeilijk besluit. Zijn liberale en socialistische vrienden waren verbaasd, hij kreeg veel kritiek, maar hij oordeelde dat hij dit - op dát moment - doen moest omdat, toentertijd, een intolerante, onrechtvaardige repressie die groep Vlaams-gezinden trof, en hij, in die tijd, in hen de mensen zag die het moedigst voor Vlaanderen zouden blijven ijveren.
Hij had dezelfde verdraagzaamheid op het persoonlijke vlak: mijn ouders hadden familie en vrienden die zeer rechtschapen en deugdzaam waren en ook vrienden die absoluut niet deugdzaam maar zeer onconventioneel en avontuurlijk leefden. Tout cela faissit bon ménage, voor beide soorten levenswijzen hadden ze begrip.’
Hoe staat u momenteel ten opzichte van de romancyclus Mijn woningen?
‘Ik heb Mijn woningen altijd zeer boeiend gevonden, ook zeer poëtisch, en ik was altijd verrukt over zijn gedachtenassociaties en metaforen, vooral in de natuurbeelden. En ik vind de cyclus nu nog, eerlijk gezegd, objectiever, “echter”, meer “authentiek” dan sommige romans die dezelfde periode van het leven in België bestrijken. Misschien gaat hij niet zo diep, maar hij geeft een vrij volledig panorama van wat er leefde en gebeurde in België, in 't bijzonder in Vlaanderen, in de eerste helft van onze eeuw. En de sfeer die hij oproept is volkomen authentiek: zó leefden, dachten en spraken inderdaad de mensen in Vlaanderen.
Als pendant van een bekend boek zou je Mijn woningen nu kunnen noemen: De glimlach van België, een geamuseerde, nuchtere glimlach. Voor mij is dit het “echte” België: niet de kleine minderheid die, door een wellicht begrijpelijk en te respecteren idealisme, het foute pad op ging (en hiervoor al genoeg heeft geboet) maar het België van de “stilzwijgende meerderheid”, van de “gewone man in de straat” die altijd, ook tijdens twee oorlogen en óók in Vlaanderen, het hoofd koel en beide voeten op de grond hield.
Ik heb mijn vader wel eens verweten dat alles wat hij schreef zo ironisch luchthartig is en dat lijden en hartstocht in zijn boeken ontbreken. Hij zei toen heel charmant en naïef: “Tja... jouw moeder heeft me eigenlijk nooit, al was het maar een halfuur, ongelukkig gemaakt!” Maar ik denk dat dit niet de oorzaak is. Natuurlijk heeft Raymond Brulez, als jongeling, “geleden”. Welk jong mens niet? Maar hoewel hij als kind, als “nakomertje”, bepaald eenzaam opgroeide en als jonge man vaak zwaarmoedig en pessimistisch was, moet er toch een gezond “basisevenwicht” in zijn natuur gelegen hebben waardoor “iedere teleurstelling toch weer overging in vernieuwde levenswil”.’