Tijdschrift
‘Literaire kritiek bestaat vrijwel niet in Vlaanderen en als de Vlaamse recensenten ergens over schrijven dan doen ze dat steevast een halfjaar na verschijnen van het boek of nog later,’ zijn de klachten van een tweetal boekhandelaren uit Antwerpen en Gent, die Rudie Kagie aan het woord laat in de CPNB-boekengids over literaire kritiek. Marc Reynebeau en Monika van Paemel bevestigen dit in Dietsche Warande & Belfort van oktober/november 1986. Hoe bestaat het? Literatuur in Vlaanderen is de cynische titel van dit nummer. Hugo Brems en Hugo Bousset zijn van mening dat het er niet zo best voor staat met het literaire klimaat in Vlaanderen. De overheid heeft voor literatuur geen interesse, geen beleid en geen geld, zeggen ze in hun inleiding. De voortdurende vergelijking met Nederland maakt het er voor de Vlamingen ook niet beter op. Met de uitspraak ‘ik wil geen sub-Hollander zijn’ karakteriseert Marcel Janssens de verhouding van de Vlaamse auteurs ten opzichte van hun Nederlandse collegae. Zo opgenomen in de Franse letterkunde als de Waalse schrijvers zijn, willen de Vlamingen niet geraken. België is niet ‘onze dikke grens met Frankrijk’ citeert hij Piet Grijs. Trouwens Belgen bestaan niet, er wonen Vlamingen en Walen in dit land. En die Vlamingen hebben een heel andere literaire cultuur.
Nederlandse poëzie munt uit in understatement terwijl de Vlaamse verzen barok en sensueel worden genoemd. Deze eigen literatuur moet ook in Vlaanderen uitgegeven kunnen worden, vinden Monika van Paemel (die overigens bij Meulenhoff publiceert), Julien Weverbergh (allicht) en Greta Seghers. Seghers schetst haar treurige gang langs twee Vlaamse uitgeverijen, Orion en Standaard. Van Ludo Simons geeft zij ook nog een zorgelijk citaat, waarin blijkt dat bijna geen enkele Vlaamse uitgever zijn vak verstaat. De grote boosdoener is natuurlijk de overheid die een te weinig voorwaardenscheppend beleid voert, zoals dat heet. Minister van Cultuur Patrick Dewael draait er in zijn bijdrage eerst een beetje omheen wat nou precies de te subsidiëren schone letteren zijn. Hij heeft dan ook wel erg weinig uit te geven aan de literatuur, dus hij moet goed oppassen dat er niet per ongeluk een paar franken naar een detectiveschrijver gaan. Een naar Nederlands of Scandinavisch model opgericht Fonds voor de Letteren voor werkbeurzen voor auteurs lijkt geen overbodige luxe. Invoer van het leenrecht is ook iets waar een aantal contribuanten van Dietsche Warande & Belfort op staan. Maar als je minister zijn bijdrage ‘Literatuurbeleid: een taak van de overheid in de hedendaagse maatschappij’ noemt en dan dat standpunt simpelweg motiveert door te zeggen dat de overheid er momenteel toe wordt gedwongen om zich om de literatuur te bekommeren, zie ik de effectuering van dat literatuurbeleid somber in.
EVA COSSEE