Aukje Holtrop
Als ze bijna vijfenzeventig jaar is, krijgt Nienke van Hichtum een vragenlijst toegestuurd van de Vlaamse bibliothecaris Ger Schmook. ‘Acht u het beslaan van een apart voor de jeugd geschreven literatuur noodzakelijk?’ is de eerste vraag, en na deze strenge opening volgen vragen over de motieven die haar tot het schrijven voor de jeugd hebben gebracht; wat ze vindt van de opvatting ‘dat wie voor de jeugd schrijft niet voor de jeugd moet schrijven’, en hoe ze staat tegenover de lectuur die ze zelf in haar jeugd las.
De vragensteller hoopt, schrijft hij aan het slot van de vragenlijst, dat ze er wel van doordrongen wil zijn dat het hier niet gaat om de eenvoudige bevrediging van een voorbijgaande belangstelling. Daarmee schiet hij bij Nienke van Hichtum (pseudoniem van Sjoukje Bokma de Boer) in de roos. Ze is oud, ze ondertekent haar brieven regelmatig met ‘oude Nienke’. Ze is haar leven lang ziekelijk geweest, maar haar belangstelling voor het kinderboek is tot haar dood, vier jaar later, altijd levend gebleven.
Ze verontschuldigt zich in haar antwoord aan Schmook voor haar late reactie. Ze was ziek, en ook deze brief schrijft ze liggend, ‘en dat is nogal vermoeiend. Let U maar niet op taal en stijl’. Zeker acht ze het bestaan van een aparte jeugdliteratuur noodzakelijk; in zekere zin - dit onderstreept - is ze het eens met de stelling ‘dat ieder, die voor de jeugd schrijft, daartoe werkelijk geïnspireerd moet zijn en niet zooals vroeger maar al te dikwijls het geval was, zich tot de kinderen mag richten met laffe, kinderachtige praatjes, dwaze onzinnige rijmelarijen of bedachte sprookjes zonder eenige innerlijke of literaire waarde. Wie het schrijven van kinderboeken voelt als een roeping, zal voor hen onwillekeurig zóó schrijven, dat ook volwassenen deze lektuur zullen waarderen.’
Ze vertelt dat ze tot het schrijven van kinderboeken kwam omdat de boeken die ze haar kinderen voorlas altijd in zó'n stijve, voor kinderen onbegrijpelijke taal waren geschreven, dat ze ze letterlijk voor hen moest vertalen, zoals ze dat ook dikwijls met buitenlandse kinderboeken deed. ‘Ook ergerden mij die door de jeugd zooveel gelezen, uiterst slecht geschreven of vertaalde Indianenboeken zoozeer door hun oppervlakkigen inhoud, dat ik langzamerhand tot het besluit kwam, onze Nederlandsche kinderen zelf eens het een en ander te vertellen uit het leven van wilde volksstammen.’
Nienke van Hichtum schreef Afke's Tiental, dat inmiddels aan zijn zevenenveertigste druk toe is, en de enige titel van al haar boeken die nog te koop is. Behalve dan haar vertaling van Winnie the Pooh van A.A. Milne, maar dat is niet echt een boek van Van Hichtum en zal bovendien binnenkort door een nieuwe vertaling vervangen worden. Nienke van Hichtum is niet meer een schrijfster die leeft onder de bevolking. Ongeveer iedere Nederlander zal, bijna tot in z'n slaap, haar naam verbinden met Afke's Tiental en bijna al die Nederlanders hebben dat boek ook wel eens gezien en misschien ook gelezen, maar verder? Ja, ze was bijna twintig jaar getrouwd met Pieter Jelles Troelstra, er zijn hier en daar wat straten naar haar genoemd, en er is een prijs voor kinderboekenschrijvers die haar naam draagt. Daarmee houdt het wel op. Nog geen vijftig jaar dood (ze overleed, negenenzeventig jaar oud, in 1939), en nu al vervaagd. Daar kunnen maar twee redenen voor zijn: ze was een onbeduidende schrijfster, of het Nederlandse lezersvolk is te kort van memorie. Ik kies voor de laatste mogelijkheid, want ik weet wel drie redenen waarom Nienke van Hichtum het verdient bekend te blijven en gelezen te worden. Ten eerste: ze schreef, behalve Afke's Tiental nog een paar boeken die nog steeds interessant en heel goed leesbaar zijn; reden twee: ze heeft, door haar vertalingen en door haar vele verzamelingen van sprookjes en vertellingen uit andere culturen, Nederlandse kinderen in contact gebracht met heel goede buitenlandse literatuur; en de derde reden, saai maar belangrijk: ze was een van de eersten die boeken voor kinderen belangrijk vonden en de eisen waaraan zulke boeken hoorden te voldoen probeerden te formuleren. Dat deed ze in talloze recensies, in artikelen en in brieven die ze naar andere kinderboekenliefhebbers schreef.
Illustraties van Tjeerd Bottema uit ‘Jelle van Sipke-Froukjes’ Onder: brief van Nienke van Hichtum aan een naamgenote