Ziekte en verval
De eerste gedichten, na haar aankomst in Nederland in 1961, schreef ze ‘vanuit een soort ontreddering. Ik had me een bepaalde voorstelling gemaakt van het leven hier, op basis van eerdere bezoeken aan Nederland, samen met mijn man. Mijn werk werd hier uitgegeven door Van Oorschot, ik had aardige mensen ontmoet en ik dacht dat ik me hier snel thuis zou voelen. Maar de mentaliteit van de mensen was toch anders dan ik verwacht had. Ze waren feller, voor mijn gevoel toen soms onbeschoft. Ze liepen met hun mening te koop, hadden overal een oordeel over. Bovendien was ik erg verwend in Zuid-Afrika. Ik had personeel, hoefde nooit zakelijke dingen te regelen. In het begin had ik het met allerlei kleine praktische dingen, zoals het invullen van een formulier, erg moeilijk. Ik miste mijn vrienden en de kinderen die ik had achtergelaten. Maar ik heb toen gedacht, je hebt hiervoor gekozen, dus moet je je aanpassen. Het eerste jaar heb ik vaak tegen mezelf gezegd: “You must go on or go under.”’
steye raviez
Naast Zuid-Afrika, en de relatie tussen man en vrouw is het ouder worden een van de hoofdthema's in Dryfsand. Ziekte, verval, dood worden met weinig verhullende, maar soms ook ironiserende beelden beschreven.
‘Je beseft dat je termijn steeds korter wordt, daardoor leer je relativeren. Ouder worden is in sommige opzichten minder erg dan ik me had voorgesteld. Iedereen ziet natuurlijk op tegen de allerlaatste fase, de grote aftakeling. Je hoopt dat die je bespaard blijft. Maar het enige alternatief voor oud worden is doodgaan, en dat is ook niet iets waaraan je elke dag met plezier denkt. Natuurlijk houdt het oud worden me bezig, maar ik schrijf er juist over om het niet tot een obsessie te laten worden. Ik probeer ook om het met enige humor te bekijken. Toch kunnen lachen om dingen die erg zijn, dat maakt het leven draaglijk. Als ik die gedichten over oud worden, over ziekte en verval niet zou schrijven zou ik er meer moeite mee hebben. Nadat ik erover geschreven heb ben ik de gedachten eraan een tijdlang kwijt. Ik heb er vorm aan gegeven.’
Haar humor, zo waarschuwt ze, heeft niets te maken met lichtvaardigheid of oppervlakkigheid. ‘De humor komt voort vanuit het besef dat alles betrekkelijk is - met cynisme heeft het niets te maken. Ik heb ook wel eens een cynische bui maar die is niet vruchtbaar voor de poëzie. Cynisme sluit medemenselijkheid uit.
Misschien ben ik wel wat sceptischer geworden, ja, wat minder verhullend. Je houdt gaandeweg steeds minder illusies over. Ik weet niet of dat enkel een verlies is. Voor mij betekent het ook winst. Je leert een beter onderscheid te maken tussen bijkomstigheden en essentiële zaken. Essentieel vind ik bijvoorbeeld goeie menselijke verhoudingen. Zolang je op een prettige manier contact houdt met anderen is het leven indien niet zinvol dan toch wel aanvaardbaar.’
Na de vraag welke grote illusies ze is kwijtgeraakt blijft het even stil. Haar vingers spelen met een briletui terwijl ze het tafelkleed bestudeert. ‘Als je jong bent hoop je op een gelukkig leven. Je beschouwt geluk als een goed waar je recht op hebt. Je beseft niet hoe hard je voor dat geluk moet werken. Iedereen krijgt veel verdriet te verwerken. Ik heb moeten leren om me aan te passen en mijn eigen geluk niet voorop te stellen. Een vrouw denkt vaak dat geluk voortvloeit uit een verhouding met een man, uit kinderen hebben. Ik denk dat je voor een gelukkig huwelijk een bepaalde mentaliteit moet hebben. Een mentaliteit die ik niet had. Een man gaat er soms van uit dat de vrouw zijn dienares is... ik geloof dat ik niet zo'n dienend karakter heb. Ik heb nooit gezegd: ik ben een dichter, maar ik heb wel leren inzien dat er dingen zijn die ik makkelijker kan opgeven dan het dichten. Om te dichten heb je tijd en rust nodig.’
Hoe ouder je wordt, hoe makkelijker het is je eigen tekortkomingen te aanvaarden, luidt Eybers' stelling. ‘Ik vond mezelf altijd een moeilijk mens. En tot op zekere hoogte ben ik dat nog steeds. Iemand die gedichten maakt is over het algemeen vrij egocentrisch, introvert. Overgevoelig. Er zijn zoveel dingen die je grof of lelijk vindt, waar je liever niks mee te maken wil hebben. Als je ouder wordt kun je veel makkelijker bepalen waarmee je je nog bezig wilt houden en waarmee niet. De druk waaronder je leeft vermindert. Ik vind het niet zo erg dat er op een keer een einde komt aan dit leven, ik vind dat eerder een geruststellende dan een bangmakende gedachte. Alleen is het jammer dat ik niet kan weten hoe het er over bijvoorbeeld vijftig jaar in de wereld aan toe zal gaan. Hoe zal alles zich ontwikkelen? Wat zal er van mijn kleinkinderen worden?’
Het verval, zo zegt Eybers, brengt met zich mee dat er geen plaats meer is voor ‘persoonlijke ijdelheid’. ‘In wat ik schrijf streef ik naar een zo groot mogelijke zuiverheid. Maar af en toe ontdek ik tot mijn onsteltenis dat ik dingen herhaal. Je moet niet een epigoon van jezelf worden. Aan de andere kant is een zekere herhaling ook onvermijdelijk. Bepaalde thema's vergezellen je een leven lang. Ik heb het dichten nodig, het is een soort steun. Maar ik hoop dat ik de neiging zal kunnen weerstaan mezelf tot schrijven te dwingen wanneer het niet meer spontaan gaat. In dat geval moet ik maar andere dingen gaan doen. Wat meer poëzie lézen bijvoorbeeld.
■