| |
| |
| |
De beste boeken 1986
De traditionele vraag aan de medewerkers van de Boekenbijlage naar de beste boeken van het afgelopen jaar leverde ook deze keer weer een impressionistisch en uiterst divers beeld op. Representatief voor Nederland is deze mini-enquête niet - daarvoor staat in de Vrij Nederland-krant de top-50 van best verkochte boeken afgedrukt -, toch zijn er een paar boeken die door meer dan één persoon worden uitverkoren. De controversiële ideeënroman Mystiek lichaam van Frans Kellendonk neemt in deze peiling de eerste plaats in. Andere Nederlandse boeken die vaker genoemd worden, zijn: De sandwich van A.F.Th. van der Heijden, De jacobsladder van Maarten 't Hart en Het verhaal van Koos van Zomeren.
| |
Renate Rubinstein
Elk jaar treft mij weer de onbillijkheid van deze lijstjes van beste boeken: je weet nooit waarom een titel er niet bij staat. Niet goed gevonden? Niet gelezen? Bovendien worden de boeken van de eerste helft van het jaar minder onthouden dan die van de tweede. Van wat ik dit jaar las vond ik In anderhalve kamer van Joseph Brodsky het mooiste. Goed vertaald door Kees Verheul, gepubliceerd in het Nieuw Wereld Tijdschrift, een Nederlands-Belgisch tijdschrift dat regelmatig opvallende bijdragen heeft (Jaargang 3, nr. 5). Voorbeeldig ingehouden van toon met daardoor des te indrukwekkender uitschieters van woede. (Opgenomen in Less than One, Viking, f63,25)
Verder: Na mijn dood geschreven van J.H. Donner, waarover ik uitvoeriger schreef.
Fascinerend is Een wildernis van verbindingen, de nieuwste dichtbundel van Elly de Waard (De Harmonie, f24,50). Het verslag van een rouwproces vol seks, wraak en snelwegen. En ook van het tegendeel daarvan, alles uitgedrukt in vaak fraaie beelden. Als dit nu de vrouwelijke stem is, wat is er dan terechtgekomen van het eertijds etherische wezentje? Het is beroepsboxer geworden. De vrouwelijke stem bestaat niet, maar die van Elly de Waard wordt steeds pregnanter.
| |
Willem G. Weststeijn
De absolute topplaats dit jaar heeft voor mij de volledige uitgave van de dagboeken van Witold Gombrowicz, Dagboek 1953-1969 (Ambo en Athenaeum-Polak & Van Gennep, f85, -). De gekwelde ontheemdheid die gestalte krijgt via een subjectivistisch realisme maakt dit dagboek tot een sleutelwerk van de twintigste-eeuwse literatuur. Voorts nog twee ‘Oosteuropese’ boeken: Goedenacht, de half-gefingeerde, half-authentieke ‘autobiografie’ van de naar Frankrijk uitgeweken Russische criticus/schrijver Andrej Sinjavski/Abram Terts (Meulenhoff, f39,50, nét gepubliceerd) en De medeplichtige. In deze laatste roman geeft de Hongaarse auteur György Konrád een schokkend beeld van het lot van de goedwillende intellectueel in de twintigste-eeuwse socialistische staat (Van Gennep, f44,50). Oosteuropees is van apostrofs voorzien: de Pool Gombrowicz heeft het grootste deel van zijn leven in Argentinië doorgebracht; Sinjavski werd gedwongen te emigreren; Konrád is eigenlijk Middeneuropeaan, bovendien is zijn roman in zijn eigen land verboden en uitsluitend in het Westen gepubliceerd.
| |
Cok van der Voort
Bovenaan staat voor mij Maurits en de feiten van Gerrit Krol (Querido, f28,50); met een minimum aan woorden wordt hier een maximum aan zeggingskracht bereikt. Zo'n essentie in een notedop is ook de karakteristiek ván De stofwolk, héél kort proza en poëzie van de Italiaan Tonino Guerra (Bert Bakker, f27,90), waarin het beeld en de verbeelding centraal staan: juweeltjes die tegelijkertijd uiterst eenvoudig en uiterst geraffineerd zijn. Veel genoegen heb ik verder beleefd aan de Nederlandse vertaling van enkele zeer typerende verhalen van Luigi Pirandello, verschenen onder de titel De weduwnaar (Goossens, f15, -). En dan las ik (nu pas!) Een nagelaten bekentenis van Marcellus Emants (Van Oorschot, f23,90). Net als bij Krol ligt ook hier een moord aan het verhaal ten grondslag; en net als bij Krol gaat het ook hier niet om de feiten, maar om de beleving daarvan door de hoofdfiguur. Heel anders bij dan bij Krol echter - waar de motieven in flitsen en vanuit verschillende gezichtspunten worden gesuggereerd - geeft het personage van Emants een zó precieze beschrijving van zijn leven, dat de moord ten slotte onafwendbaar wordt, ook voor de lezer, die er wél prachtig Nederlands aan overhoudt.
michel bertolos
| |
Benjo Maso
Heel af en toe kom je eens een boek tegen dat zo goed is dat je helemaal hilair wordt bij het lezen ervan. Afgelopen jaar is mij dat twee maal overkomen: bij Le scénario Freud van Jean-Paul Sartre (Gallimard, f65,80) en bij La goutte d'or van Michel Tournier (Gallimard, f37,40). In het voor John Huston geschreven, maar nooit verfilmde Scénario Freud zet Sartre al zijn filosofische principes (‘het onderbewustzijn is een alibi voor iemands kwade trouw’) opzij om de ontdekking van de psychoanalyse op ‘freudiaanse’ wijze te dramatiseren. Het resultaat is verbluffend en behoort zeker tot het beste dat Sartre ooit heeft geschreven. Michel Tournier is een schrijver die als geen ander het vermogen bezit om verrassende nieuwe betekenissen in de werkelijkheid te ontdekken. Soms levert dat slechts interessante mislukkingen op, maar La goutte d'or is bijna perfect.
Het interessantste non-fiction boek dat ik het afgelopen jaar gelezen heb, is Judith Browns Immodest Acts. The Life of a Lesbian Nun in Renaissance Italy (Oxford University Press, f63,25), in vertaling verschenen bij Bert Bakker, f24,50), de tragische geschiedenis van de zestiende-eeuwse non Benedetta Carlini, die zich, zoals een kerkelijke rechtbank ontdekte, jarenlang aan ‘onbetamelijke handelingen’ met een medezuster had overgegeven, handelingen die niet alleen het begrip van haar rechters, maar ook dat van haar zelf te boven gingen.
| |
Louise Fresco
Tot mijn grote schande had ik nog nooit eerder iets gelezen van Wole Soyinka, de Nigeriaanse auteur die dit jaar de Nobelprijs ontving. The Interpreters, nu in het Nederlands verschenen als De Vertolkers (In de Knipscheer, f29,50) is het indrukwekkende verhaal van zeven jonge, westers opgeleide intellectuelen, die worstelen met de eisen die de traditie aan hen stelt. Hetzelfde conflict komt terug in The Africans (BBC Publications, f63,25) van Ali Mazrui, een verfrissend boek naast de simplistische traktaten die vaak over dit werelddeel verschijnen. Afrika heeft te maken met een drievoudige erfenis: de tradities van de voorouders, de islam en westerse invloeden. Mazrui wijdt met name een interessant hoofdstuk aan de rol van het jodendom. Traditionele waarden spelen ook een grote rol in Untouchable van Mulk Raj Anand, dat oorspronkelijk al in 1935 uitkwam (Penguin Modern Classics, f 17,50). Het beschrijft een dag uit het leven van de straatveger Bakha, een onaanraakbare. Uit nalatigheid, omdat hij vergeet te waarschuwen (‘Posh, sweeper coming, keep away’) botst Bakha op straat tegen een hooggeplaatste hindoe. Hoon van de omstanders is zijn deel, en Bakha loopt woedend en machteloos verder. Verder ben ik helemaal verrukt van The Complete Alice & The Hunting of the Snark in een nieuwe uitgave met illustraties van Ralph Steadman (Jonathan Cape, f63,45). In Steadmans visie is de White Rabbit een jachtige forens en de Cheshire Cat een televisieomroeper met een vage glimlach.
| |
Wil Rouleaux
Het boek dat afgelopen jaar op mij de meeste indruk maakte was de zevenhonderdvijftig bladzijden tellende Rilkebiografie van A. Prater: Ein klingendes Glas. Das Leben Rainer Maria Rilkes (Hanser, f90,75). Het dramatische en romantische levensverhaal van de grote dichter wordt door Prater met meesterhand naverteld, waarbij het mij niet deerde dat hij voor Rilkes werk weinig aandacht heeft. Dat is elders genoeg besproken.
Nog lang niet uitgelezen maar eveneens zeer indrukwekkend vond ik de verzamelde brieven van Friedrich Nietzsche: Sämtliche Briefe in acht Bänden (dtv/De Gruyter, f200,65). Over zijn eenzaamheid, het onbegrip waarop zijn werk stuitte, zijn leeservaringen, Wagner natuurlijk, en nog veel meer. Opmerkelijk dat al heel vroeg het profetische toontje van Ecce homo aanwezig is.
Een verrassing voor mij was ten slotte het debuut van de jonge in Frankrijk wonende Duitse schrijfster Barbara Honigmann. De verhalen uit de bundel Roman von einem Kinde zijn van ongewoon niveau en in de Duitse pers terecht zeer geprezen (Luchterhand, f33, -).
| |
Koos van Weringh
De boeken die op mij in het afgelopen jaar de meeste indruk hebben gemaakt zijn de volgende: Hans-Georg Rauch, Architektur (Prestel-Verlag, f53,20). Een prachtig uitgegeven boek met satirische tekeningen over de stedebouw, in de ruimste zin van het woord, ontsproten aan een fantasie en een inlevingsvermogen en op papier gebracht met een werkkracht en een doorzettingsvermogen die hun weerga niet kennen.
Lilian B. Rubin, Stille woede (Ambo, f27,50). Een boek over Bernhard Goetz, die in de ondergrondse in New York op vier zwarte jongens schoot, omdat hij zich bedreigd voelde. Per bladzijde neemt de gecompliceerdheid van dat schijnbaar eenvoudige probleem toe.
Borislav Sajtinac, Und Narren sind sie alle (Wilhelm Busch-Museum, Hannover, f33,60). De tekeningen van deze in de Bondsrepubliek levende Joegoslaaf die in de jaren zestig in Parijs werkte (Hara-Kiri) behoren voor mij tot de ontdekkingen van het jaar. Op poëtische en tegelijkertijd macabere wijze neemt hij de menselijke domheden op de hak. Het wordt tijd voor een tentoonstelling in een land waar Brinkmannen en De Kortes aan de macht zijn.
Koos van Zomeren, Het verhaal (De Arbeiderspers, f24,50). Ik heb het boek in korte tijd twee keer gelezen en ook na de tweede keer bleef de gedachte dat ik dit verhaal niet graag had willen missen.
| |
Gerda Meijerink
Dit in het Zweeds geschreven boekje las ik in een Duitse vertaling: Gebranntes Kind sucht das Feuer (Hanser, f34,70) van Cordelia Edvardson, de dochter van de ooit beroemde schrijfster Elisabeth Langgässer. Een buitenechtelijk kind, halfjodin, om die reden van haar moeder gescheiden van KZ naar KZ om vervolgens, vijftien jaar oud, secretaresse te worden van de arts dr. Mengele. Dit boekje mag van mij bovenaan, het is schokkend en prachtig, hartverscheurend en beheerst. Verslavend werkt het proza van Brigitte Kronauer in haar laatste roman Berittener Bogenschütze (Klett-Cotta, f55,70), sinds lang niet zulk helder en vloeiend Duits gelezen. Een intellectueel probeert ‘te leven zoals je leest’, dat willen we allemaal wel. En dan nog: de zwartgallige tekenaar-filosoof Hans-Georg Rauch met een boek vol getekende griezelsprookjes: Architektur (Prestel Verlag, f53,20).
| |
Leon de Winter
De twee boeken die mij dit jaar het meest boeiden waren beide van John Up- | |
| |
dike. Ergens in het voorjaar las ik Marry me, een oude roman van Updike die onlangs in een pocket met een ouderwets omslag door Meulenhoff (f10, -) werd uitgebracht, en kort geleden mocht ik Roger's Version (Alfred Knopf, f47,10) lezen, zijn meest recente boek.
Met een verbluffende techniek slaagt Updike er telkens in om in een dun anekdotisch gegeven de diepte van een vulkaan te graven. Stereotiepe relaties krijgen bij hem mythische contouren. De toon van zijn boeken is doortrokken van cynisme - maar een vorm van cynisme die immer de machteloze schreeuw om liefde en tederheid van de hoofdpersonen versterkt.
Grappig is Updike ook nog, hij is niet bang voor een vet effect. En als geen ander weet hij dank zij zijn fabuleus uitgebreide taalschat seksscènes te beschrijven op een manier waarbij de veters uit je schoenen springen.
Amusant, scherp, aangrijpend - Updike kan alles.
| |
Eva Cossee
Echt heel grappig en soms ontroerend is Lake Wobegon Days van Garrison Keillor (Faber & Faber, f42,10). Lake Wobegon is een klein plaatsje dat onvindbaar op de kaart ergens in Mist County, Minnesota ligt. Het verhaal over de twee eeuwen van Lake Wobegons bestaan vanaf de eerste Noorse ‘settlers’ tot nu toe is verzonnen, maar de hoofdpersoon is gewoon Garrison Keillor zelf. Hij schrijft afwisselend vanuit het altijd aantrekkelijke perspectief van de kleine jongen, als een soort Adrian Mole, en vanuit een milder volwassen standpunt. Keillor behoorde tot een kleine zwarte-kousensekte waar de gelovigen zwijgend zonder dominee en zonder muziek wachtten tot God zich aan hen zou openbaren.
In een even idyllische tuin als te zien is op het schilderij van Van Rijsselberghe op het omslag van Elizabeth and her German Garden las ik deze zomer dit eerste boek van Elizabeth von Arnim (Virago Modern Classics, f17,50). In dagboekvorm beschrijft ze de heerlijke maanden die ze goeddeels alleen op Nassenheide in Duitsland doorbracht en waar ze een echte Engelse landschapstuin laat aanleggen, die in niets lijkt op wat de Duitsers gewend zijn. Met vriendelijk understatement schrijft ze over de reacties hierop van haar ‘Teutoonse’ man en de Duitse omgeving.
Het herfstnummer van De Tweede Ronde kondigt jammer genoeg de laatste aflevering aan van Charlotte Mutsaers' Meneer Donselaer zoekt een vrouw. Met nog 24 strips uitgebreid is deze mooiste beeldroman inmiddels door Meulenhoff uitgegeven (f19,50). Na alle mogelijke liefdesdrama's komt Dons alleen, maar met wel tien wenkbrauwen uit de strijd. Omdat hij je zo vriendelijk aanfronst op de laatste pagina geef ik hem nog wel een kans.
| |
Beatrijs Ritsema
De beste roman van dit jaar vond ik Roger's Version van John Updike (Alfred Knopf, f47,10), omdat de hoofdpersonen zulke interessante discussies voeren over hoe God en de computer zich tot elkaar verhouden, terwijl ze zich intussen door heilloze liefdes laten meeslepen.
Michel Korzec schreef een twistschrift De kitsch van het holisme (Veen, f19,90), waarin hij effectief en helder afrekent met de moerassigheid van het Aquariusdenken en waarin hij en passant ook uitlegt hoe het nu echt zit met de acupunctuur in China. Polemisch, ter zake kundig en met precies het goede vleugje ironie.
Frans Kellendonk
siegfried woldhek
In de categorie humor heb ik het meest gelachen om The Golden Skits of Wing-Commander Muriel Volestrangler (Methuen pockets, f17,50), een selectie van sketches van Monty Python uit de jaren zestig en zeventig. De ruzie tussen de paus en Michelangelo over de aanwezigheid van 26 apostelen en een kangoeroe op het bestelde schilderij van het laatste Avondmaal heb ik aan wel zeven mensen voorgelezen.
De houdgreep van Joost Zwagerman (De Arbeiderspers, f27,50) vond ik bijzonder omdat het over een gelukkige liefde gaat, iets wat je niet zo veel tegen komt in de literatuur en wat ook heel moeilijk is en waar hij toch in geslaagd is om spannend over te schrijven.
| |
Carel Peeters
Het Dagboek van Witold Gombrowicz 1953-1969 (Ambo/Athenaeum-Polak & Van Gennep, f85, -) is niet om in een kéér uit te lezen, maar in het ritme van het genre: een paar pagina's per dag.
Verzonken boeken van Gerrit Komrij (De Arbeiderspers, f34,50) doorbreekt de dagelijkse stroom nieuwe boeken door aandacht te schenken aan bijzondere, veronachtzaamde of vergeten boeken.
Voor een verloren soldaat van Rudi van Dantzig (De Arbeiderspers, f34,50) las ik voor een deel in manuscript; de complete roman verraste mij door de zuivere toon en het gevoel voor intimiteit.
Het groot bescheurboek (De Harmonie, f29,50) van Kees van Kooten en Wim de Bie is de bloemlezing die zij maakten uit hun jaarlijkse bescheurkalenders: zoveel superieure geestigheid ziet men niet vaak bij elkaar.
Mystiek lichaam van Frans Kellendonk (Meulenhoff, f24,50) vind ik nog steeds een buitengewone roman, ook al vind ik eveneens dat de cultuurfilosofie van Kellendonk vreemde sprongen maakt waarvan men maar beter niet kan doen alsof ze niet bestaat.
The Prodigy. Biography of William James Sidis door Amy Wallace (MacMillan,) f46,30) is de biografie van een wonderkind dat door zijn omgeving werd geteisterd vanwege zijn talent. Hartverscheurend.
Meneer Donselaer zoekt een vrouw door Charlotte Mutsaers (Meulenhoff, f19,50) beschrijft en betekent hoofdstukken uit het leven van deze heer in zijn verhouding tot de vrouwen en zijn wenkbrauwen.
| |
Rudi Wester
Het blijft een arbitrair rommeltje, zo'n keuze, want sommige boeken blijven aan je herinnering kleven door soms maar één zin, andere door de indruk die het geheel op je achterlaat. De boeken-van-een-zin laat ik maar weg, daar is geen beginnen aan. Veel beviel me in:
L'art du roman van Milan Kundera, net verschenen bij Gallimard (f33,10). Geen droge, theoretische beschouwingen maar de ‘bekentenis van een man uit de praktijk’, zijn opvattingen over het wezen van de roman. Verhelderend, scherp en heel persoonlijk.
Dagboek van Edmond en Jules de Goncourt (De Arbeiderspers, f54,50). Een interessante tijd, verteld door twee meesters in het puntig formuleren en genadeloos observeren.
Le Commissariat aux Archives van Alain Jaubert (Ed. Barrault, f65,10). Een onthutsende verzameling foto's en tekst die duidelijk maken hoe de realiteit verknipt, vervalst of zelfs uitgewist kan worden. Het is de catalogus bij de tentoonstelling ‘Les photos qui falsifient l'histoire’ in het Musée de l'Art moderne in Parijs, tot 12 januari 1987.
Al het werk van Josepha Mendels, dat niets verliest als je het achter elkaar leest.
| |
Anthony Paul
Lang hoef ik niet na te denken over de boeken die er voor mij in 1986 uitsprongen. Er verschenen drie heruitgaven van klassieke teksten: (1) De herziene uitgave van Ulysses van James Joyce (Vintage, f34,85), een meesterlijk staaltje van tekstuele speurneuzerij. De grote roman werd gezuiverd van de talloze smetten die hem in de tot nu toe verschenen uitgaven ontsierden en verschijnt eindelijk in de vorm die hij verdient. (2) De nieuwe eendelige Oxford Shakespeare (Oxford University Press, f78,80), een echt koopje, die de bezorgers van een aantal verrassende toegiften voorzagen en waarin ze zo mogelijk nog verrassender dingen weglieten. Zo belandden enkele van de bekendste passages van Hamlet in het diepe duister van een aanhangsel en raakte een van de beroemdste personages van de westerse literatuur zijn naam kwijt: in Hendrik IV deel een heet Falstaff nu ‘Oldcastle’. (3) Het groot bescheurboek van Kees van Kooten en Wim de Bie (De Harmonie, f29,90) over hoe wij waren en hoe wij zijn: een grandioze demonstructie
| |
| |
van hoe je jaar in jaar uit grenzeloos vindingrijk kan zijn en toch de spijker steeds precies op zijn kop kan slaan.
| |
Christien Brinkgreve
De interessantste boeken die ik dit jaar heb gelezen zijn Great and Desperate Cures: The Rise and Decline of Psychosurgery and Other Radical Treatments for Mental Illness van Elliot S. Valenstein (Basic Books, f57,25), Oliver Sacks' The Man Who Mistook his Wife for a Hat nu als De man die zijn vrouw voor een hoed hield in vertaling verschenen (Meulenhoff, f34,50), en de recente bundel van Dick Hillenius Wat kunnen wij van rijke mensen leren? (Van Oorschot, f34,50). De eerste twee boeken hebben gemeen dat ze over gekte gaan; het eerste over het griezelige gebruik in de psychiatrie van de jaren veertig en vijftig om bij psychotische patiënten gaatjes in hun voorhoofd te boren en daarbij stukjes weefsel te verwoesten. Een moderne horror-story, kundig en interessant beschreven. Meer achting en compassie voor gestoorde mensen toont de Engelse neuroloog Oliver Sacks, die - uitzonderlijk in de psychiatrie - geen gevallen of syndromen beschrijft maar mensen die bijzondere neurologisch-psychiatrische afwijkingen hebben, waardoor ze lichaamsdelen niet meer voelen of hun vrouw voor een hoed aanzien. Zijn boek is een bundel mooi beschreven ‘pathografieën.’ Tot slot Hillenius' unzeitgemässe vraag ‘wat kunnen wij van rijke mensen leren’, plus vele andere lessen, observaties en beschouwingen over dieren en mensen en wat ze met elkaar gemeen hebben. Een in sommige kringen verboden vergelijking, maar wel een die interessante gezichtspunten oplevert.
| |
Lodewijk Brunt
Je hoort nog wel eens de gedachte opperen, dat kunstenaars een bijzondere relatie met de werkelijkheid zouden hebben. Wil je greep krijgen op de ‘geest van de tijd’, dan moet je het werk van dichters lezen en romanschrijvers. Een mooi idee, maar ik begin er steeds meer van overtuigd te raken dat het een illusie is. De ware chroniqueurs van onze tijd zijn antropologen, sociologen, historici en vooral journalisten. Zij bieden kunst: scherp inzicht in sociale verhoudingen wordt op een literaire manier vorm gegeven. Dat geldt in ieder geval voor de boeken die ik het afgelopen jaar met groot genoegen heb gelezen. Michael Rosenthals studie van de padvinderij (The Character Factory, Pantheon Books, f65, -), en twee journalistieke juwelen van de in Nederland veelvuldig nageaapte Amerikaanse sterverslaggever David Halberstam. The Amateurs (Penguin Books, f21,95) over zo'n beetje de laatste sport die nog niet door de commercie verloederd is, namelijk het roeien, en The Reckoning (Morrow, f57,25) over de verloren gegane Amerikaanse industriële suprematie aan de hand van een vergelijking tussen de autofabrieken van Ford en van Nissan.
| |
Chris van der Heijden
Het boek dat dit jaar de meeste indruk op me gemaakt heeft, is Against all hope van Armando Valladares, een verhaal over de (gevangenis) kampen in Cuba (Hamish Hamilton, f49, -). Schokkend is het verhaal van Valladares vooral omdat het in zo'n scherp contrast staat tot alle fabeltjes die er in de afgelopen decennia over ‘hoopvol Cuba’ verkondigd zijn. De beste Nederlandse roman van dit jaar is wat mij betreft Kaplan van Leon de Winter (De Bezige Bij, f34,50). ‘Plagiaat’, ‘Cosmopolitan-sfeer’, met die kritieken ben ik het niet eens. ‘Ach, de Duitsers ze zijn zo diep, ze zijn nooit eens oppervlakkig,’ zuchtte Nietzsche in zijn tijd. Ik zucht nog met hem mee. ‘Wijsheid’ en ‘waarheid’ in de kleren van de hoer en de nar, diepzinnigheid in de taal van het banale. Dat is uiteindelijk de sfeer van het boek, een sfeer die veelzeggend is. Historisch was 1986 maar een mager jaar: geen boeken die overrompelden. Wel een paar belangrijke: Ridder, vrouw en priester van Georges Duby (Becht, f39,50), en Juan Carlos van Philippe Noury (Le Centurion, ca. f50, -). Nog twee andere boeken over Spanje die ik prachtig vond: een herdruk van het oude The Bible in Spain van George Borrow (Century, f39,50) en een nieuw boek van Norman Lewis over een visserplaatsje aan de Costa Brava, Voices of the old sea (Penguin, f 19,20).
| |
Joost Zwagerman
Ze verschenen alle drie nog nét in 1985 maar mogen hier niet ongenoemd blijven: het Dagboek van de gebroeders de Goncourt (De Arbeiderspers, f54,50), de gedichtenbundel Alibi van Hugo Claus (De Bezige Bij, f36,50) en ten slotte Cees Nootebooms verslagen van zijn reizen door de Verenigde Staten, verzameld in De zucht naar het westen (De Arbeiderspers f34,50). Van romanciers kun je natuurlijk niet verwachten dat zij immer optimistische, menslievende ideeën ventileren, noch hoeven zij over een aimabel karakter te beschikken, zo is ook kort geleden weer gebleken. Schrijvers van reisverslagen zijn echter in de regel bezorgers van sympathieke, soms zelfs hartverwarmende rondleidingen. Daarom was ik tevens verguld met de pocketuitgave van de verzameling ‘travels and discoveries’ van Paul Theroux, getiteld Sunrise with Seamonsters (Penguin, f22,95). Of Theroux nu reizend schrijft, een boek bespreekt of de schadelijkheid van sportbeoefening gekoppeld aan het Amerikaanse macho schrijverschap aan de kaak stelt, de aantrekkelijke precisie van zijn stijl verlaat hem nooit. Knap gemaakte kitsch en tegelijkertijd méér dan houdbaar zijn Kaplan van Leon de Winter (De Bezige Bij, f34,50) en De sandwich van A.F.Th. van der Heijden (Querido, f28,50). Dit voor wat betreft 1986. Echter, als, vergeleken met de collega 's die mij in deze kolommen omringen, ‘beginnend lezer’ heb ik wat men dan pleegt te noemen Grote Ontmoetingen beleefd met boeken en schrijvers die, formeel gezien, niets met dit boekenjaar te maken hebben gehad. De absolute topper: Raise High the Roof Beam, Carpenters/Seymour, an Introduction en Franny and Zooey van J.D. Salinger (Penguin,
f9,25 en f8,50). Verbijsterend mooi.
| |
F. Dekking
Bejaarden willen nog al eens graag terugkijken. Daardoor zijn er vier boeken die ik met veel genoegen gelezen heb. Van Elias Canetti Die gerettete Zunge over zijn jeugd, en Die Fackel im Ohr over zijn leven van 1921 tot 1931 (Fisher Taschenbuchverlag, respectievelijk f22, - en f18,60; beslaan ook in Nederlandse ver- | |
| |
taling bij De Arbeiderspers). Eenvoudig, intelligent, uitvoerig gedetailleerd, onpretentieus en door dit alles buitengewoon boeiend.
Dan Waar Het Gebeurde door vader en (fotograaf) zoon Holsbergen. Het boek is een samenvatting van hun vijftig wekelijkse stukken in Het Parool van 1982 tot 1984. Het zijn enthousiaste beschrijvingen van kenmerkende Amsterdamse zaken: straten, pleinen, huizen en mensen, van verdwenen joodse bakkers tot kunstschilders en architecten. Met dit alles hebben ze een intense relatie en brengen daar fraai verslag over uit (Manteau f39,50).
Fascinerend is het boek over de in 1978 gestorven beeldende kunstenaar Metten Koornstra. Behalve een beschrijving van zijn ongewone, en voor velen begerenswaardige leven bevat het boek ook veel foto's daarover, goede reprodukties van zijn werk, en uitlatingen van zijn vrienden over hem. (Meulenhoff-Landshoff - afgeprijsd - f24,50).
| |
Jan Meyers
Non-fiction: Ernst Pawel: Het leven van Kafka (Van Gennep, f64,50) - Deze ‘definitieve’ Kafka-biografie, tevens een van de boeiendste boeken van het jaar, maakt de vorige niet overbodig, maar geeft ze een andere functie: de voortreffelijkheid van Pawels werk onderschrijven door erbij in het niet te zinken.
G.L. Durlacher: Strepen aan de hemel (Meulenhoff, f22,90) - De schrijver plaatst zijn oorlogsverleden in de grote geschiedenis van de holocaust. Met het individuele lijden als pars pro toto ontdoet hij het massale leed van zijn abstractie en toont het ons op een wijze om nooit meer te vergeten.
Adriaan Venema: Kunsthandel in Nederland 1940-1945 (De Arbeiderspers, f59, -). Deze gedegen en kleurrijke schildering van de kunsthandel in de oorlog bezorgde mij een ‘verrek-sensatie’: opeens wist ik wat ik eigenlijk altijd had gemist.
Fiction: Kingsley Amis: The old Devils (Hutchinson, f24,50). Geestig en diepzinnig. Wat een meesterlijke oude sekreten! Het zou mij niet verbazen als ze over dertig jaar net zo klassiek zijn als ‘Lucky Jim’ nu al is. In elk geval zijn ze nog amusanter dan de old timers uit ‘Jake's thing’ dat ik genoemd zou hebben als we het over de beste boeken van 1978 hadden gehad.
| |
Jan Fontijn
Terugkijkend op mijn leeservaringen van het afgelopen jaar bemerk ik dat deze sterk historisch gericht waren. Wat me interesseert is hoe schrijvers en historici, ieder op hun manier, proberen het verleden te benaderen. Peter Sloterdijks roman De toverboom (De Arbeiderspers, f45, -) is een fascinerende poging om via een reisbeschrijving van een jonge Weense arts in 1785 de grote verschuiving in denken en zien te tonen. Hoeveel plezier heb ik niet gehad van het lezen van het dagboek van de gebroeders de Goncourt (De Arbeiderspers, f54,50)! Schitterende observaties en een cynische kijk op de kunstwereld van Parijs in de tweede helft van de negentiende eeuw. Diezelfde tijd wordt beschreven door Peter Gay in zijn The Bourgeois Experience, waarvan nu twee delen verschenen zijn bij de Oxford University Press. Gay schrijft zeer onderhoudend, heeft een originele benadering en een grote belezenheid. Heel gelukkig was ik met de herdruk van Raymond Brulez' vier autobiografische romans, bij Meulenhoff verschenen onder de titel Mijn woningen (f39,50 per deel). In mooi volgehouden ironische en speelse stijl wordt op intelligente wijze de Vlaamse maatschappij van 1900 tot 1940 doorgelicht. Met grote economie van taal schreef Koos van Zomeren zijn Het verhaal, een juweel van een roman, zuiver van toon (De Arbeiderspers, f24,50). Het deed me goed dat Van Oorschot een vermeerderde herdruk uitgaf van de Gorter-documentatie van Enno Endt.
Gerrit Komrij
siegfried woldhek
| |
Mariëtte Haveman
Vroeger wilden fotografen dat hun foto's net echt waren, zelfs de meest kunstmatige. De laatste jaren is het precies andersom. Richard Avedons In The American West (Thames & Hudson, f194,80) en Martin Parrs The Last Resort (Promenade Press) over de Engelse badplaats New Brighton zien er allebei uit alsof ze in een studio zijn gemaakt, zo onwerkelijk doen ze aan. Toch geven ze allebei een beeld van iets dat nooit eerder zo gefotografeerd is. Als je deze foto's gezien hebt lijkt de wereld zich ernaar te vormen.
Ook Gilbert & George hebben zich tot taak gesteld het moderne leven zichtbaar te maken in hun kunst: Gilbert & George, The Complete Pictures 1971-1985 (Thames & Hudson, f63,25).
Er zijn dit jaar twee mooie Nederlandse fotoboeken verschenen: Aart Klein fotograaf (Veen, f64,50), en heel recent Stadslandschappen (010, f29,50) met foto's van Rotterdam, gemaakt door Gabriele Basilico, John Davies, Gilbert Fasteneakens en Jannes Linders.
Het mooiste leesboek van de laatste tijd is Redmond O'Hanlons In Het Hart van Borneo (De Arbeiderspers, f38,50). Het is grappig en diepzinnig tegelijk. Het heeft een tegenhanger in Een Afrikaan op Groenland (Veen, f24,50), het eigenaardige reisverslag van Tété Michel Kpomassie, een zwarte Afrikaan die zijn ideaal van de edele wilde tenslotte vindt in het uiterste noorden van Groenland. Ik las ook twee bijzondere essays: ‘De tijger en de droom’ van Jeroen Stumpel over Nietzsche in De zaak Nietzsche, uitgegeven door Vriendenlust (f25, -) en het stuk getiteld ‘Zilah’ in De berg en de steenfabriek van K. Schippers (Querido, f37,50).
Koos van Zomeren
siegfried woldhek
| |
Karel Soudijn
Ooggetuigen zorgden voor de beste boeken. Zoals de filmisch gemonteerde documentaire vol historisch straatrumoer: Pandaemonium 1660-1886. The coming of the machine as seen by contemporary observers, samengesteld door Humphrey Jennings (André Deutsch, f65,40).
Van de Italiaan Primo Levi verschenen twee in het Engels vertaalde boeken in één band. Kampervaringen gecombineerd met het verslag van een krankzinnige bevrijding: Survival in Auschwitz/The reawakening. Two memoirs (Summit Books, f52,35).
Mijn derde favoriet is de kleine, eenvoudige dissertatie van R. Knegt die ging kijken hoe het er op een sociale dienst aan toegaat: Regels en redelijkheid in de bijstandsverlening, Participerende observatie bij een sociale dienst (handelseditie verschenen in de Rechtswetenschappelijke Reeks van Wolters-Noordhoff).
Tenslotte een romantisch-rationalistische studie van een psychiater die twijfelt aan de verslagen van degenen die een kijkje in de andere wereld hebben genomen: Grenservaringen. Psychologie van het onalledaagse door P.J. Stolk (Boom, f28,-).
| |
Hans Mulder
Op het gebied van strip en karikatuur kwam dit jaar veel fraais uit. Terecht sierde onlangs een pagina uit Maus, a survivor's tale van Art Spiegelman (Pantheon Books, f28,75) de omslag van de boekenbijlage. De jodenvervolging verteld door een Engels sprekende muis: een dubbel vervreemdend effect dat sterk blijkt te werken. Toch blijft het intussen beruchte Lust en strijd van Willem (De Harmonie, f39,50) voorlopig nog onovertroffen in dit genre.
Waar zit de pijn precies? van Stefan Verwey (De Harmonie, f 10, -) geeft een treffend beeld van onze tragikomische, verbale hulpeloosheid als het gaat om ziekte en dood. We zullen ermee moeten leren leven.
Tekenaar Hans-Georg Rauch publiceerde de bundel Architektur (Prestel Verlag, DM 38, -), zoals altijd weer schitterend en schrijnend.
Na de Jeugdherinneringen, 1909-1921 van veenarbeider Douwe Veen (Geschiedeniswinkel Groningen, f19,90), een aardig verhaal van een Bartje zonder sentimentele franje, las ik ook Anarchisme in Drenthe. Levensherinneringen van een veenarbeider van Harmen van Houten (Ambo, f29,50). ‘Wat een man, wat een boek!’ riep Igor Cornelissen indertijd uit. Ik zeg het hem na.
| |
Ed Jongma
1. Un captif amoureux (Gallimard, f46,55), ofte wel ‘Het Midden-Oostenevangelie volgens de Heilige Genet’. Ge- | |
| |
net is er, nog net voor zijn dood in april, in geslaagd zijn allerpersoonlijkste impressies van zijn verblijf in de Palestijnse vluchtelingenkampen op papier te krijgen. Het resultaat bevestigt zijn reputatie van een van de grote schrijvers van deze eeuw.
2. Journal particulier 1933, van Léautaud (Gallimard, f38,25). Het verrassende dagboek over de lange tijd geheim gebleven verhouding van Léautaud met de bezorgster van zijn literaire nalatenschap Marie Dormoy. Het zou wel eens, nu ook zijn literaire dagboeken in een dundrukeditie opnieuw worden uitgegeven, de aanzet kunnen zijn voor een Léautaud-revival.
3. Journal 1939-1940, van Raymond Queneau (Gallimard, f39,35). Ook alweer verrassend omdat men van Queneau een ander dagboek zou verwachten. Kousbroek was er daarom niet zo over te spreken, maar ik vond het toch wel alleraardigst.
4. De VN-bijlage gewijd aan De oorlog van Esmée van Eeghen, door Van Ommeren en Scherphuis. Prachtig. Het verdient als apart boekje te worden uitgegeven, en het bevat in ieder geval stof te over voor dé verzetsroman van Friesland.
| |
Guus Middag
De beste essaybundel werd dit jaar geschreven door K. Schippers: De berg en de steenfabriek (Querido, f37,50), te lezen als een roman; de beste verhalenbundel werd dit jaar geschreven door Armando: Krijgsgewoel (De Bezige Bij, f34,50), te lezen als een antropologische studie; de beste bloemlezing werd dit jaar gemaakt door Gerrit Komrij: De Nederlandse poëzie van de 17de en 18de eeuw in 1000 en enige gedichten, te lezen als een essay over eigen werk; de beste nagelaten gedichten werden dit jaar geschreven door S. Vestdijk: vijfhonderd stuks, te lezen als een verkeerde bloemlezing uit zijn Verzamelde gedichten (De Bezige Bij, f75, -); de beste gedichten werden dit jaar geschreven door Bernlef, Van Deel, Nolens, Vroman en De Waard: te lezen in willekeurige volgorde; de beste bundel van dit jaar werd vorig jaar geschreven door Borges: De gezworenen, vertaald door Robert Lemm, te lezen als een bibliotheek (De Bezige Bij f35,-).
| |
Koos Hageraats
1. Non-fictie op de eerste plaats: Jeroen Brouwers' biografie over Hélène Swarth. Een schitterend monument voor een bijna vergeten dichteres; ook voor wie haar poëzie niet kent of daar niets om geeft is Brouwers' studie een zeldzaam boeiend geschreven speurtocht naar een verzonken leven. Door Brouwers' stijl hoor je hem het beeld van Hélène Swarth scheppen (De Arbeiderspers, f39,50).
2. Frans Kellendonk, Mystiek lichaam. Heel jammer dat deze sprankelende roman is gestigmatiseerd door de discussie over de al of niet fascistoïde tendens van sommige passages. De literaire kwaliteiten van het boek dreigen daardoor volledig uit het zicht te raken. Wie deze roman met andere dan literaire criteria beoordeelt, doet hem te kort (Meulenhoff, f24,50).
3. A.F.Th. van der Heijden, De sandwich. Vaardig verteld en strak gecomponeerd verhaal, dit requiem voor twee overleden kennissen die door Van der Heijden al schrijvend tot leven worden gebracht. De paradoxale filosofie van waaruit hij schrijft is niet zo heel opzienbarend maar de verbeelding ervan verwezenlijkt hij in gedreven stijl (Querido, f27,50).
| |
R. Ferdinandusse
Jeffrey Meyers, Hemingway (Harper and Row, f54,80), vooral door de gedrevenheid en soms boosheid van de auteur.
Kitty Kelley, Sinatra. His Way (Sijthoff, f34,50). Ze mag S. niet, maar toont dat verbluffend mooi aan. Tijdens het lezen de platen draaien, want die sloeg ze over.
Maarten 't Hart, De Jacobsladder (Arbeiderspers, f26,90), uitgezonderd de lisdodden en het elzekruid.
Wat de thrillers betreft: misschien had ik te weinig aandacht bij de les, want ondanks de Nederlandse opmars, en The Perfect Spy van Le Carré, herinner ik me The Blind Run, het nieuwste Charlie Muffin-avontuur van Brian Freemantle (Bantam-pocket) als de spionagethriller die ik met het meeste plezier las.
| |
Atte Jongstra
1. Soms grijpt een schrijver je bij eerste kennismaking. Mij gebeurde dit toen ik in 1983 De posthume herinneringen van Brás Cubas van Machado de Assis las, in de vertaling van August Willemsen. Elk nieuw deel in de reeks Machado-vertalingen bij De Arbeiderspers greep ik sindsdien aan om vriend en vijand in de armen van deze Braziliaanse grootmeester te drijven. Ook dit jaar verscheen een nieuwe vertaling onder de titel Vrouwenarmen. In het titelverhaal, zo zegt vertaler Willemsen in zijn nawoord, ‘bereikt Machado het nooit meer geëvenaarde hoogtepunt in de kunst van meer tussen dan op de regels te schrijven.’ Het lijkt me onomstotelijk dat Machado een heel eind komt, maar het hoogtepunt in Vrouwenarmen voor mij was het verhaal ‘De geheime reden’, een onthutsend portret van een sadist. Lezen! (De Arbeiderspers, f32,50.)
2. Huib van Krimpens Boek. Over het maken van boeken. Monumentaal, overigens in een prachtige letter gezet: de ‘Trinité’ van letterontwerper Bram de Does (Gaade, f140,-).
3. Leo van Maris vertaalde een ‘representatieve keuze’ uit de dagboeken van de gebroeders de Goncourt. 435 bladzijden lang ‘hogere roddel’. Heerlijk. Zelden heeft een zo geweldig boek me zo onbevredigd achtergelaten: een keuze is niet genoeg, ik wil alles! (Arbeiderspers, f54,50.)
| |
Diny Schouten
Door Gerrit Komrijs face-lift van de Nederlandse klassieken De Nederlandse poëzie van de 17e en 18e eeuw in duizend en enige gedichten (Bert Bakker, 1367 p., lelijk roze en gelijmd voor f25, -; slechte ervaringen met Komrijs vorige bloemlezing nopen tot het besteden van twee tientjes meer: daarvoor krijgt men het boek mooi gebonden en met een keurig lichtgrijs stofomslag) is elke gedachte aan verhangen definitief verjaagd. Het boek
| |
| |
hoort op het nachtkastje, waar er, als uit de Schrift, wel elke dag een woordje tot je komen kan. Zoals de overpeinzing van Juliana Cornelia de Lannoy (1738-1782) over de vergankelijkheid van het wereldse: als Babels toren, Ninevés paleizen, koning Mausoleus' praalgraf, Efezes tempel, Titus' triomfboog en Pharos' vuurtoren al niet lang stand hebben gehouden, ‘Wat reden heb ik dan om zoo verbaasd te staan,/Dat naa den trouwen dienst van acht of negen jaaren,/Van mijn balijnenrok de haak is afgegaan?’ Baleinen in rokken of vullingen in schouders wekken de verwondering van Ethel Portnoy. In haar fenomenologische studie over kleren (De geklede mens, Cantecleer, gebonden f49, -) is kijken een lust. Als Portnoy de beste ogen heeft om te zien dat kleren bedoeld zijn om aan te geven wie we zouden willen zijn, dan heeft Armando de beste oren om ons naakte wezen te onderscheiden (Krijgsgewoel, De Bezige Bij, f34,50). Mijn favoriete roman van 1986 is Maarten 't Harts leukste: De jacobsladder (De Arbeiderspers, f26,90).
| |
Maarten Steenmeijer
Machado de Assis, Borges, Vargas Llosa en García Márquez waren ook dit jaar weer uiterst aangenaam gezelschap. Een moeilijker gast was Juan Goytisolo, die in De wraak van don Julián (Meulenhoff, f32,50) op radicale wijze de in De identiteit ingezette eenmansoorlog tegen Spanje voortzet, om niet Spanje, maar wel zijn hoofdpersoon te bevrijden uit de dwangbuis van stoïcisme, geborneerdheid en strenge erecodes. Een ongenadig boek.
Distant Neighbors. A Portrait of the Mexicans van Alan Riding (1984, dit jaar pocketeditie van Vintage; Spaanse vertaling Vecinos distantes, Joaquin Mortiz, ca. f25, -) is niet alleen een portret van Mexico en de Mexicanen, maar ook en vooral van de gevaarlijke onbeweeglijkheid waarin het curieuze Mexicaanse politieke systeem zich heeft gemanoeuvreerd, dat door zijn aard niet in staat is zichzelf te veranderen.
Hub. Hermans' verrassend gestructureerde bloemlezing Littekens in een gelooide stierehuid (Agathon, f32,50) maakt duidelijk dat niet alleen Jef Last en Johan Brouwer, maar ook nog zevenenveertig andere Nederlandstalige auteurs over de Spaanse burgeroorlog hebben geschreven.
Ten slotte een boek dat laat zien hoe vruchtbaar het kan zijn om wetenschappelijk leentjebuur te spelen: Vertalen wat er staat van Arthur Langeveld (De Arbeiderspers, f36,50), een scherpe röntgenfoto van het vertaalproces waarvoor geen speciale bril nodig is om te kunnen zien wat erop staat.
| |
Hans van den Bergh
Als ik dit jaar eens schaamteloos van mijn eigen belang(stelling) uit mag gaan, dan noem ik zonder aarzelen deel 17 van Multatuli's Volledige Werken (Van Oorschot, f75, -) waarin opnieuw fascinerende brieven en documenten zijn gebundeld die de schrijver toch telkens weer anders, veelzijdiger én oprechter doen kennen dan we vaak geneigd zijn over hem te denken.
En dan kies ik ook voor dat andere lang verbeide verzamelwerk, het Volledig Dichtwerk van J.A. dèr Mouw, eveneens uitgekomen bij Van Oorschot. Al deze unieke poëzie waarin de meest esoterische levensbeschouwing met grote vanzelfsprekendheid en vaak op een natuurlijke, uiterst moderne praattoon behandeld wordt, nu bij elkaar in één prachtig dundrukdeel, aangevuld met enkele tientallen gedichten die nog nooit iemand onder ogen heeft gehad!
En schitterend was natuurlijk ook Mystiek lichaam van Frans Kellendonk dat gelukkig bewees dat Het Wereldje nog warm kan lopen voor wat er in een zuiver literair werk beweerd wordt. Gezegend de Nederlandse letterkunde die blijkbaar toch rijk genoeg is en voldoende gelezen wordt om twee klassieke herdrukken en een nieuw meesterwerk moeiteloos in luttele maanden voort te brengen.
| |
Reintje Gianotten
Het meest voorgelezen, vaak met tranen over de wangen rollend van het lachen, heb ik uit Revolting Rhymes van Roald Dahl (Bantam, f12,75), zes bekende sprookjes die met de geslepenheid van een grote boze wolf op rijm gezet zijn én een andere draai gekregen hebben: Sneeuwwitje is de bendeleidster van een zootje gokkende dwergen geworden, Roodkapje is niet alleen de wolf maar ook de drie biggetjes te slim af. De tekeningen van Quentin Blake zijn minstens net zo vals als de humor van Dahl.
Het meest cadeau gedaan heb ik Into the heart of Borneo van Redmond O'Hanlon (Penguin, f19,20) omdat het zo'n ouderwets avonturenboek is vol mooie natuurbeschrijvingen, wondere anekdoten en amusant vermaak om de zichzelf ironiserende avonturier-schrijver.
Het meest nagedacht en gepraat heb ik over Men and Angels van Mary Gordon (Ballantine, f16,65), de beklemmende confrontatie tussen een ambitieuze kunsthistorica en een godsdienstfanate die voor haar kinderen komt zorgen. Het gaat over verantwoordelijkheden en keuzen die mensen moeten maken; herkenbaar beschreven in een niet van humor gespeend verhaal.
Het meest aangegrepen heeft me Vriend van verdienste van Thomas Rosenboom (Querido, f34,50). Eindelijk weer eens een boek waarmee je urenlang weggedoken kunt zijn in een andere, gruwelijke wereld, waardoor je stemming en dromen bepaald worden omdat het je na lezing blijft achtervolgen. Net zoals ik me vroeger liet meevoeren door Nooit meer slapen en Het stenen bruidsbed.
| |
Frans de Rover
Literatuur is een meeslepend fenomeen. Minstens twee boeken hebben mij het afgelopen jaar emotioneel ‘meegesleept’: Isabel Allende met haar monument voor het door de misdadiger Pinochet geteisterde Chileense volk, de wervelende familiekroniek van vier generaties Latijns-Amerikaans temperament Het huis met de geesten (Wereldbibliotheek, f39,50) Het andere boek dat me letterlijk ontroerde was Rudi van Dantzigs monument Voor een verloren soldaat (De Arbeiderspers; f34,50). Een roman in de stijl van zijn balletten: wat naïef misschien, integer vooral en bovendien nog erotisch aantrekkelijk. Wie op die manier de homoseksualiteit verbeeldt, krijgt mijn diepste bewondering.
Dat laatste geldt ook voor de roman die niet alleen emotioneel maar ook intellectueel de meeste indruk op mij maakte:
| |
| |
Mystiek lichaam van Frans Kellendonk (Meulenhoff; f24,50). Kellendonks ‘onderzoek’ in een briljante stijl naar de integriteit van menselijk denken en handelen ontmaskerde het ‘politieke denken’ van literaire critici: Aad Nuis viel als eerste. Alles wat met literatuurbeschouwing te maken heeft, laat zich aan deze roman demonstreren. Maar ook alles wat met - vooruit maar weer: homoseksuele - levensbeschouwing te maken heeft. Frans Kellendonk schreef een ongewoon ‘rijk’ (het gaat óók nog over geld als religie) boek. Frans Kellendonk schreef een monumentale roman.
| |
Ad van Iterson
1. Ton van Reen, Het winterjaar (Contact, f29,50). Als eerbetoon aan zijn vader, maar ook als Fundgrube van Limburgse clichés, bijgelovigheden en mythen.
2. Hans Ree, Een man merkt nooit iets (Meulenhoff, f29,50). Als sober geschreven neerslag van de wederwaardigheden van een eigenzinnig krantelezer, televisiekijker en cafébezoeker.
3. Russell Miller, Bunny. The real story of Playboy (Corgi Books, f19,20). Als verslag van de opkomst, bloei en neergang van een imperium, maar meer nog als biografie van Hugh Hefner, ‘a very detail oriented man’, die keer op keer weer echt verliefd werd op al die Playmates en Bunnies die zich aan het voeteneind van zijn bed aandienden.
| |
Ed Schilders
Te oordelen naar het stapeltje dat ten slotte overblijft - boeken op het stapeltje, boeken terug in de kast - is het een leesjaar geweest met voortdurend uitzicht op het verleden. Een jaar ook waarin ik het ongemeen druk had met glimlachen en schateren want de gekozen titels bleken hoogst onderhoudend.
Harry G.M. Prick, Een weefsel van overpeinzingen. Een weefsel van literatuurgeschiedenis en biografie onder de microscoop, door Prick voortdurend op haarscherpte gehouden (Vriendenlust, f22,50). De Nederlandse poëzie van de 17de en 18de eeuw in 1000 en enige gedichten, samengesteld door Gerrit Komrij. Uit de tijd waarin poëzie nog de baas was in de Republiek der Letteren, en dat is te merken. Ondertussen zijn we wel heel erg gewichtig en serieus geworden (Bert Bakker, f25, -). Dagboek van Edmond en Jules de Goncourt, bezorgd en vertaald door Leo van Maris. In deze gecomprimeerde vorm adembenemend en met een hoge voorleesgraad. Helaas zal een integrale vertaling wel altijd een illusie blijven (Arbeiderspers, f54,50).
En het beste idee van 1986, Matthijs van Boxsels Encyclopedie van de domheid (Riba-pers, f20, - per aflevering, abonnementen mogelijk). Zo juist verscheen deel twee, Robert Musils ‘Over de domheid’. Van Van Boxsels idee gaan we nog lang plezier hebben.
| |
Cyrille Offermans
De literaire sensatie van het jaar was voor mij de Hongaar György Konrád. Allereerst was daar De medeplichtige (oorspronkelijk 1980, Van Gennep, f44,50), een roman van het zeldzame type dat je het gevoel geeft er weer een tijdje tegen te kunnen. Vervolgens las ik van Konrád onder meer nog de essaybundel Antipolitik (1985, Suhrkamp, f20,85) en de nieuwe, andermaal schitterende roman Geisterfest (1986, Surhkamp, f56, -). Het is te hopen dat uitgeverij Van Gennep, die overigens in snel tempo bezig is aan de opbouw van een indrukwekkend literair fonds, ook deze nieuwe roman zal laten vertalen.
Van het hoogste niveau is ook het eerste deel van de Kroniek van het vuur (Novib/Van Gennep, f34,50) van de Uruguayaan Eduardo Galeano, een boek in het grensgebied van geschiedschrijving en literatuur dat toont dat nog de bizarste verbeelding, zodra ze door een betrokkene in haar oorspronkelijke context wordt geplaatst, een hoge mate van vanzelfsprekendheid krijgt.
Tenslotte wil ik Robert Darnton noemen, die (vooral) in De grote kattenslachting (Bert Bakker, f45, -) laat zien hoe spannend geschiedwetenschap kan zijn als ze wordt bedreven door iemand die werkelijk nieuwsgierig is en die bovendien kan schrijven. Het boek geeft, uitgaande van duistere plekken in geschreven bronnen, een kleurrijke dwarsdoorsnede van de prerevolutionaire, achttiende-eeuwse Franse samenleving.
| |
Ethel Portnoy
Wanhopig op zoek naar iets om 's nachts in mijn hotelkamer te lezen vond ik in een krantenkiosk Les Caractères van La Bruyère (Livre de Poche, ongeveer f10,-), korte bespiegelingen over de maatschappij, menselijk gedrag en interactie. Ik vind dit soort dingen prachtig; La Rochefoucauld heeft het gedaan, Chamfort, Cioran en zelfs Andy Warhol, maar dit boek is het absolute hoogtepunt. Hoe komt het dat ik dit nooit eerder heb gelezen? Waarschijnlijk had ik hem verward met Bossuet, wiens naam ook met een B begint. Het was in zeventiende-eeuws Frans geschreven, maar ik raakte er snel aan gewend. In een exquise stijl waar geen woord te veel in staat, heeft de schrijver het allemaal gezegd.
Het beste Nederlandse boek dat ik dit jaar heb gelezen was Geschiedenis van de Russische literatuur door Karel van het Reve (Van Oorschot, f45, -) waar ik eindelijk aan toekwam. Hij doet het beste wat een literaire criticus kan doen: hij neemt je bij de hand en maakt je begerig om meer te lezen. En wat een toon spreekt eruit; hier spreekt een echte persoonlijkheid. Ik las het als een roman achter elkaar uit en vond het jammer dat er niet meer was.
| |
Theo Capel
Van de kleine honderd misdaadboeken die ik in 1986 las, heb ik aan minstens tien veel genoegen beleefd. De top-drie was voor mij The secrets of Harry Bright van Joseph Wambaugh (Bantam, f15,65), Glitz van Elmore Leonard (Elsevier, f19,50 en ook in een Engelse en Amerikaanse pocketuitgave) en Briarpatch van Ross Thomas (Penguin, f17,50). Leonard is de broodschrijver van de drie en moet moeite doen om boven zichzelf uit te stijgen. Alle drie de auteurs hebben een goed oog voor de smerigheid in de samenleving, maar ook voor het kleurrijke en hun hoofdpersonen weten gelukkig dat de moraal voor het vreten hoort te komen. Echte uitschieters onder de Nederlandse misdaadroman waren er niet, hoewel ik een zwak blijf houden voor de boeken van Bert Hiddema. In Wiener Bloed (Luitingh, f19,90) zat wel heel veel Freud en een zwak eind, maar het is toch een boek om te proberen.
Buiten het misdaadgenre om heb ik vaak zoet en geboeid zitten bladeren in The Conran directory of design van Stephen Bailey (Octopus, f66,95), een mooi geïllustreerd en ook informatief boek over moderne vormgeving. Zo weet ik nu ook wie de schitterende Volvo 760-serie heeft bedacht. Volgens Bailey ben ik nogal ordinair in mijn voorkeur en zou ik meer van de Amazon moeten houden. Leuk, zo'n boek over stijl en smaak.
■
|
|