Piet de Moor/Paul Depondt
Goes, donderdagavond - Het kleine zaaltje heeft het aanschijn van een circustent. Van hoog opgestapelde zitkubussen kijkt men neer op een kleine arena, waar een tafeltje staat met een modern attribuut: een transistorradio. Wanneer het licht aan en uit gaat floepen, zien we nog net een hoed dwarrelend op een stoel terechtkomen. ‘Ik ben Tom Lanoye’ - de slagerszoon met het ziekenfondsbrilletje, de presentator van Het Circus van de slechte smaak.
Deze maand heeft de schrijver meer uren op podia gestaan dan achter zijn schrijftafel gezeten. Met veel van zijn generatiegenoten gaat hij deze weken alle zalen van Vlaanderen af om het dagblad in moeilijkheden De Morgen te steunen. Maar hij is ook Flanders' export, ‘een handelsreiziger in kunst’, die behalve met de pen ook door het verzorgen van performances in zijn onderhoud voorziet. Die avond is in zijn kielzog Herman Brusselmans (1957) meegekomen, ‘de Kamagurka van de Vlaamse letteren’, die het publiek vergast op wetenswaardigheden betreffende zijn geslacht en op andere literaire hoogstandjes. Zijn voordracht steekt schril af tegen de professionele aanpak van zijn landgenoot, die tegenwoordig in Nederland hoog scoort. Beiden maken ze deel uit van de Vlaamse loot aan uitgeverij Bert Bakker, die daarmee sinds kort een renaissance van de Vlaamse letteren heeft ingeluid. En toch liggen de meningen over zo'n heropstanding uit elkaar. Jaap Goedegebuure noemde België onlangs nog in de Haagse Post ‘het land waar de literatuur steeds meer weg heeft van een gammel ledikant in een tochtige slaapkamer’. Dat klinkt wel anders dan de lovende kritieken van bijvoorbeeld Remco Campert of Hans Warren over de Mooie Jonge Goden, een bloemlezing uit het werk van het nieuw Vlaams literair talent.
Bescheiden zijn die Vlaamse Jonge Goden niet. En dat in tegenstelling tot de zogenaamde stille generatie, waarin auteurs als Alstein, Greta Seghers, Leo Pleysier en Luc Vancampenhout -de veertigers- de toon aangeven. Getoeter en trompetten hebben de stille trom vervangen. ‘We moeten assertiever zijn,’ zegt Tom Lanoye (1958), die zichzelf als een targetman beschouwt, de vaandeldrager van een zelfverzekerde generatie aankomende schrijvers. ‘Er wordt in Vlaanderen meer dan ooit geschreven zonder enige gêne, in plaats van het experiment is er weer plaats voor het verhaal. Er zijn opnieuw uitgeverijen die oog hebben voor nieuw talent.’
Er staan in Mooie Jonge Goden niet minder dan dertien verhalen van evenveel aankomende Vlaamse schrijvers, al zijn die niet allemaal even representatief voor de luidruchtige literaire sfeer die Vlaanderen vandaag beheerst. Uit de ‘biootjes’ die de schrijvers zelf konden opstellen blijkt de modale Jonge Vlaamse God niet op zijn tong te zijn gevallen. Marc Mijlemans (1958), die van zichzelf beweert dat hij niets kon en volstrekt niets deed, ‘wat hem tenslotte uitermate geschikt maakte voor een job bij het Humoblaadje’, zegt te schrijven uit wraak, ‘wraak op mensen die nooit een letter van hem zullen lezen’. Vermetele taal voor iemand die pas zijn eerste verhaal heeft gepubliceerd. Iemand als Jan Lamp (1957) aarzelt niet te pronken met het negatief imago dat hem na publikatie van zijn debuut In altijd lege kamers ten deel viel. Hij viel als recensent al eerder op door zijn ‘schromelijk gebrek aan respect voor het letterkundige establishment in het België van cervelaateters en dito achtenzestigers’. Hij zegt zelf: ‘Geen debuut werd door de pers ooit zo slecht gevonden als dit.’
Wordt Vlaanderen overstroomd door een debutantengolf? Niet direct, schreef nog in maart de Morgen-recensent Jos Borré in zijn bespreking van het Zwartboek uitgeverijen (uitgeverij Nioba). ‘De grote uitgeverijen, nochtans overspoeld met manuscripten worden zelden enthousiast over wat ze te lezen krijgen, en sturen bijna alles terug naar de afzenders.’ Is in enkele maanden tijd de skepsis van die uitgevers dan toch in geestdrift omgeslagen? André van Halewyck, directeur van de door Meulenhoff opgeslorpte uitgeverij Kritak, zegt daarop onomwonden ja. Volgens Van Halewyck heeft de recente herrie rond uitgeverij Manteau en het vertrek van Julien Weverbergh naar uitgeverij H. een heilzame weerslag gehad op het literaire gebeuren in Vlaanderen. ‘De jacht op manuscripten is nu helemaal open. Er is op dit ogenblik een nerveus zoeken naar goede debutanten.’
Herman Brusselmans
jan lankveld
Uitgeverij Kritak heeft zich ter zake