Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Diny SchoutenAntiquariaat Kunstzaal Joop Schafthuizen in Schiedam heeft een luxe Catalogus Gerard Reve doen uitgeven. Onder de ten verkoop aangeboden handschriften, typoscripten en gecorrigeerde drukproeven moet één van de drie bestaande typoscripten van Captain Kennedy, a play, f2000, - doen, en het gedicht Het is maar net zoals je het bekijkt ‘in authentiek handschrift’ f300, -. De catalogus zelf, inclusief vier fraaie facsimile's en een ingeplakte pasfoto van de schrijver als jongeman (uit 1947) is ook begerenswaardig. ‘Alleen al voor die foto zullen veel mensen graag de f10, - over hebben, om zich ernaar kijkend ontuchtig te beroeren,’ zegt de schrijver zelf. Onder de aangeboden Reviana bevindt zich ook een brief aan uitgeverij Elsevier, met de aankondiging van Oud en Eenzaam (facsimile in Nieuws van Elsevier, 3 mei 1978, f25, -). Lazen we niet dat Reve een kort geding zou beginnen tegen die uitgeverij, om te verhinderen dat bij de verkoop van het Elsevier-fonds aan M & P Boeken ook de rechten van zijn boeken werden overgedragen? ‘De zaak is na enige correspondentie geëindigd in een volledige overwinning,’ zegt Reve, die net bezig is een dankbrief aan directeur Coebergh van Elsevier te schrijven. Behalve blijdschap over de bereikte overeenstemming wordt daarin ook waarlijk verdriet over het gerezen conflict uitgesproken. ‘Het is huiveringwekkend.’ vervolgt de brief, ‘dat ik, een belangstellende leek die op school goede cijfers kreeg voor rechts- en wetskennis, en een paar jaar rechtbankverslaggever ben geweest, mijn recht kon vinden zonder één nota van God weet hoeveel van iemand die mr. voor zijn naaam heeft staan.’ Op advocaatkosten is dus bespaard, ook al omdat Coebergh ‘een nette firmant’ is, zoals de schrijver verklaart, die benadrukt ‘bij Elsevier beter behandeld te zijn dan bij welke uitgeverij dan ook. Maar hóógst betreurenswaardig is het, dat zo'n uitgeverij, na Oxford Press de oudste van Europa, van de ene dag op de andere wordt weggedaan. Over die mijnheer Malherbe (van M & P Boeken) heb ik geen slechte berichten, maar dat is een volkomen nieuw uit de grond gestampt bedrijf. Er moet in de wereld toch zoiets zijn als traditie.’ Reve heeft nog geen besluit genomen over de uitgeverij die na Van Oorschot, De Bezige Bij, Ambo, Elsevier en Veen zijn volgende zal zijn. ‘Er zijn diverse gegadigden,’ zegt Reve, die met nadruk verklaart dat het contract bij Veen voor zijn nieuwe roman Bezorgde Ouders eenmalig is.
‘Een Rommeldamse verdachtmaking,’ schrijft een verdrietige lezer uit Wolfheze, over de suggestie hier twee weken geleden gedaan dat er bij het verbazend aantal Friese literaire prijzen niet voldoende Friese literatoren voorhanden zijn. Hoeveel prijzen er geteld kunnen worden, op hoeveel publicerende Friesschrijvenden, en op hoeveel Friestalige publikaties per jaar, zijn vragen die stof zouden bieden voor een aardige scriptie, misschien te schrijven door een Friese boekverkoper in opleiding. Er is in elk geval meer speurwerk voor nodig dan in één week verricht kan worden, en er zijn ook meer naslagwerken voor nodig dan alleen het Repertorium van Literaire Prijzen dat binnenkort bij de Staatsuitgeverij zal verschijnen. De woorden Belgische toestanden kwetsten een lezer uit Brugge. Dat moet inderdaad Vlaamse toestanden zijn, maar dat de opmerking ‘denigrerend, arrogant, en getuigend van onderhuids racisme’ zou zijn, moet worden bestreden. De opmerking is op zichzelf niet onjuist, bevestigt desgevraagd Ludo Simons, directeur van de Stadsbibliotheek in Antwerpen en goed ingevoerd in de materie. ‘Alleen was het een jaar of vijftien geleden veel erger. Toen hadden vrijwel alle steden en gemeenten, vaak op instigatie van jongerentijdschriften, een eigen literaire prijs. Maar de regenten en bestuurderen hebben onder invloed van de bezuinigingen, die prijzen laten sneuvelen.’ Volgens de jongste Aarts' Almanak (1986) heeft Nederland zevenendertig literaire prijzen en Vlaanderen achtenveertig. ‘Maar een belangrijker verschil,’ peinst Simons, is dat in Vlaanderen veel meer ruchtbaarheid aan prijzen van regionaal belang gegeven wordt. ‘Als er in Bakkeveen of Heerhugowaard literaire prijzen zouden worden toegekend, zou dat hoogstens de regionale pers bereiken. Omdat Vlaanderen niet meer dan een grote regio is, klinkt de Prijs van St.-Truiden tot in Knokke-Heijst door. Maar ik heb de indruk dat er niet meer zo'n wildgroei bestaat als een aantal jaren geleden, zodat er niet meer met goed fatsoen grapjes over kunnen worden gemaakt.’
Kees de Bakker, eindredacteur van Boekblad, begon drie jaar geleden met een uitgeverij, Conserve. De Bakker gaf tot dusver één titel per jaar uit, maar heeft voor het volgend jaar een boom van vier titels tegelijk gepland: een literaire novellenreeks van gevestigde schrijvers als Ton van Reen, Maurits Mok, Jos Vandeloo en Hans Plomp. Met de laatste is een reisnovelle afgesproken, die Een revolver lijkt me overdreven gaat heten. De ‘ex-chroniqueur van het hippiewezen’ Hans Plomp had nog een reisjournaal liggen van een tournee, die in 1982 gemaakt werd door een achtkoppige dichtersdelegatie, ter gelegenheid van de viering van het Bicentennial naar de Verenigde Staten uitgenodigd. Behalve Hans Plomp lazen toen Remco Campert, Judith Herzbert, Jules Deelder, Simon Vinkenoog, Karel Appel, J. Bernlef en Leo van der Zalm voor uit eigen werk, voor een publiek dat zowel kon bestaan uit hartelijk applaudisserende maar om het gebodene blozende Hollandse boerinnen als uit de kinderen van junkies in Lower East Side, ‘aan wie de organiserende dichter Allan Ginzberg wilde laten zien dat er nog iets anders was dan hun ouders deden’. ‘Een poëziecafé in het front van de hel,’ zegt Plomp, nog onder de indruk. En natuurlijk werd er flink geruzied, al was het maar omdat de ‘academischer’ dichters van het gezelschap - uit jaloezie? - beweerden dat van de gedichten van de performing poets niks overbleef als je ze gewoon las. Ook een bezoek aan het Nairopa Institute van de Universiteit van Boulder, (Californië), verliep tumultueus. Niet iedereen wenste voorgesteld te worden aan de Tibetaanse goeroe Trunpa, door de beat-poets aldaar beschouwd als een Godfather, maar door een gedeelte van de delegatie gezien als leider van een maffia. De conflicten werden gelukkig steeds ‘in opzienbarend alcoholgebruik’ gesmoord, behalve het gekrakeel rond de bloemlezing van de Nederlandse dichters die bij City Lights verscheen. De uitgever, Lawrence Ferlinghetti, had daarin ook een artikel van Anton Constandse over Hollanditis opgenomen. Judith Herzberg was er boos over en vertrok naar huis. Tot verbazing van Plomp is er destijds geen woord over de tournee verschenen in de Nederlandse pers, hoewel alle leden van de delegatie afspraken hadden met Nederlandse kranten of weekbladen. Dat was de reden waarom hij zijn reisjournaal alsnog stroomlijnde. ‘Tenslotte is het historie. Noem het maar petite histoire.’
Volgend jaar geeft uitgeverij Meulenhoff géén poëziekalender uit, niet omdat er geen gedichten meer zijn, maar toch wel omdat ‘de room er een beetje af dreigt te raken’, zegt samensteller Hans Warren. Warren is nu bezig met de samenstelling van Meulenhoffs Dagkalender Dagboek, zoals de werktitel luidt. ‘Gezien mijn interesse voor dagboeken is het tamelijk logisch dat de gedachte aan een dagboekkalender is opgekomen,’ zegt Warren. Het is de bedoeling om elke dag een aantekening te geven die op dezelfde dag van het jaar ooit geschreven werd. Warren zal putten uit de wereldliteratuur, maar is voorlopig verheugd over de dagboeken van Ernst Claes als een van de rijke bronnen die hij aanboorde. De opzet van de kalender - het volgen van de seizoenen, de trekvogels en de feestdagen - is dezelfde als die van de poëziekalender. Die verschijnt wél weer in 1989, en daarna om en om het jaar afwisselend met de ‘dagboekkalender’.
dagboekkalender
|
|