Leer mij de mannen kennen
Welgemutste adviezen van Yvonne Kroonenberg
Alle mannen willen maar één ding door Yvonne Kroonenberg Uitgever: Contact, 111 p., f 17,90
Diny Schouten
Alle mannen willen maar één ding, zij het dat het niet het ding is wat Yvonne Kroonenberg hoopt dat haar lezers - oorspronkelijk die van Playboy en Intermagazine - zullen denken, of wat haar lezers hopen dat zij denkt. Goed. Het is dus niet van dattum, al zijn Kroonenbergs columns beslist erg sexy. Tot de lijst van lustverhogende zaken die ze in haar publieke overpeinzingen aan nadere beschouwing onderwerpt, behoren het versieren, pornografie, prostitutie, het zoenen, ‘sex met je ex’, plus aanverwante erotische onderwerpen als hoe ziet de Echte Man eruit? en een gebruiksaanwijzing voor de minnaar.
Kroonenberg weet niet alleen zeker wat mannen willen (gelijk hebben) maar ook wat vrouwen wensen (liever een sudderlap met wie het genoeglijk rommelen is op zondagmiddag dan ‘zo'n tijger met een lintje wegens beheersing van zijn prostaat’). Ze draagt die kennis uit op een toon van gezag. Die toon zal wel niet bedoeld zijn om mij te imponeren, maar om vertrouwenwekkende en bemoedigende adviezen te geven, tot ‘troost voor heren’. Die spreekt ze welgemutst, vergevingsgezind, opvoedend en enigszins bemoederend toe.
Kroonenberg heeft geloof ik niet een heel hoge dunk van de soort. Ik bespeurde in haar kordate leer-mij-de-mannen-kennen-houding een lichte mate van geringschatting. Haar partnerkeuze, dus ervaring, verklaart hier veel: ‘Mijn eerste verloofde was alcoholist, de tweede contactgestoord, de derde was gewelddadig, de vierde was te dun, de vijfde seksueel een beetje wonderlijk.’
Die bekentenis deed enige schade aan mijn vertrouwen in haar kennis-van-zaken, maar de verstrekte adviezen klinken redelijk.
Niet slaan, niet knijpen, niet nafluiten, geen schat of duifje zeggen (en zeker niet: ‘Waar gaan die mooie beentjes naar toe?’), niet laten merken dat er een dringende vacature is (‘Het is voor een vrouw veel aardiger een gesprek te beginnen met iemand die zich zonder haar ook al vermaakte dan met een vosseklem die bij de geringste welwillendheid toehapt’), een minimum aan esthetica (neusharen dienen geknipt, en bretels of riem zijn bij dikke mannen geboden), en een minimum aan hygiëne. De opmerkingen over dat laatste zijn wat strenger: een drager van een horecasnor (op zich al twijfelachtig) vermijde het eten van zachtgekookt ei, en na het pissen is uitschudden niet voldoende - ik vroeg me af of Yvonne Kroonenberg bluft dat ze kan zien of er behoorlijk is afgeveegd, er nog even vanaf gezien dat ze dat dus daadwerkelijk gaat controleren? Maar de eisen zijn niet hoog. Voor een man is dat zo ongeveer voldoende om zijn kansen niet te bederven. Zorgen om zijn fysiek hoeft hij zich niet te maken, zegt Kroonenberg, die een vaag maar geruststellend onderzoek aanhaalt waaruit zou blijken dat een schriele borst, afhangende schouders, te korte benen, een te dikke buik, allemaal niks uitmaken: ‘Je ziet vrouwen inderdaad met de wonderlijkste vogelverschrikkers aan hun zijde’. Wel maakt het een slechte indruk als mannen onderscheid maken tussen zichzelf en kleine Willie (namen als ‘Jonathan’, ‘Keessie’ en ‘meneer Visser’ komen ook voor). In diens model, acceleratievermogen en prestaties, ‘waar mannen altijd zo over zeuren’, is niet één vrouw geïnteresseerd, verzekert Kroonenberg. Hoe weet ze dat eigenlijk zo zeker? Het heeft me nooit erg beleefd geleken om je over die kwestie uit te laten, en het voorbeeld van die ene vrouw die wél het tegendeel beweerde, maar al jaren verliefd is op een
spichtig gebouwde man ‘met de hartstocht van een gupje’, bewijst in het geheel niets.
Yvonne Kroonenberg
e. van moekerken