De erecode om niet onder elkaars duiven te schieten is verdwenen
De troonopvolgers van Van Oorschot
Joost Nijsen
Ze brachten de Russische Bibliotheek in paperback, lieten Gerrit Noordzij meer variatie in de vormgeving van de boeken brengen, wierven nieuwe schrijvers en bedachten een manier om A. Alberts onder de aandacht van een groter publiek te brengen.
Geert van Oorschot draagt de fakkel over aan een generatie die er heel behoedzaam mee verder wandelt.
Vlak voor het gesprek met Wouter van Oorschot en Gemma Nefkens hoor ik de diepe stem van Astrid Nijgh op de radio. ‘Hij zag zich nog gedundrukt door Van Oorschot,’ zingt ze, in een door Carmiggelt geschreven lied over een onbekende dichter. Geert (G.A.) van Oorschot is beroemd, een legende. Een levende legende: vorig jaar lag hij even in het ziekenhuis maar al gauw knoopte hij zijn onafscheidelijke vlinderdasje weer om en zette de strijd voort. Zijn strijd bijvoorbeeld voor een in 1987 te verrijzen Multatulistandbeeld. Van Oorschot: de uitgever van de Russische Bibliotheek, van verzamelde-werken-in-dundruk (Ter Braak, Du Perron, Van Zuylen, Couperus, Emmens, Leopold, Roland Holst, Multatuli), van dichters (Van Geel, Kopland, Lodeizen, Herzberg) en van belangrijke prozaïsten als Nescio, Gerard Reve en W.F. Hermans.
Van Hermans verschenen bij hem alleen de eerste werken. Uit talloos veel miljoenen kwam uit bij De Bezige Bij. In dit boek treedt een uitgever op, Dick Hosselaar, die als karikatuur geldt van Van Oorschot: ‘Maar ik zeg: een volk dat zijn eigen klassieke schrijvers niet kent, dat volk is verloren. En toen ik dat begrepen had, toen heb ik bij mezelf gezegd: Zó is dus de toestand en daar ga jij eens wat aan doen, Dick.’
Hosselaar houdt kantoor op Prinsengracht 681; Van Oorschot, sinds 1945, op Herengracht 613. Wouter van Oorschot leidt me rond in het pand. Op alle verdiepingen, in alle vertrekken, zelfs in wc's en in een kamergrote kluis: boeken. De voorraad in eigen huis opslaan is de goedkoopste oplossing en bovendien, legt hij uit, zie je precies wát wáár naartoe gaat. ‘Je moet alles in eigen hand houden, zo min mogelijk inzicht geven in dingen als omloopsnelheid, verkoopcijfers en oplagen. Daar heeft niemand iets mee te maken.’
Zijn vader had het ook zo kunnen zeggen. Wouter heeft veel met hem gemeen. Het cultuurpessimisme bijvoorbeeld: zijn we van senior uitspraken gewend als: ‘In de volledige werken van onze grote schrijver Multatuli zijn hooguit zes Nederlanders geïnteresseerd,’ zijn zoon klaagt: ‘Ik heb laatst godbetert gehoord dat kinderen op een scholengemeenschap Shakespeare op hun lijst mogen zetten als ze alleen het toneelstuk op tv hebben gevolgd. Dan denk ik: dat gaat helemaal fout. Het gros verleert te lezen.’
Wouter kijkt de kunst dan ook al geruime tijd af.
‘Ik kwam hier op de uitgeverij terecht toen ik geboren werd, in 1952. Op de verjaardag van Multatuli: 2 maart. Ons hele familieleven heeft zich in de uitgeverij afgespeeld. Mijn vader is geen man om een scheiding aan te brengen tussen privé en werk, hij leidt maar één leven.’
Gemma Nefkens kwam bij G.A. van Oorschot's Uitgeversmij. b.v. heel anders binnen.
‘In 1971 zag ik een advertentie van Geert voor een secretaresse, of eigenlijk: een hulpje. Ik heb hem opgebeld en ben met hem gaan praten. Voor mij was hij de uitgever van Lodeizen, daar was ik, als alle middelbare scholieren toen, helemaal knettergek van. Hij vroeg of ik zijn Russische Bibliotheek kende en ik loog “ja”. Een paar dagen later belde hij op en zei dat ik uit heel veel sollicitanten als de beste kandidaat uit de bus was gekomen. Toen ik hier eenmaal werkte begreep ik dat ik de enige sollicitant was geweest.’
Na een paar jaar stapte ze weer op: tussen haar en haar patroon rezen ‘verschillen van mening’. Ze ging les geven aan het Amsterdamse Spinozalyceum, tot haar gevraagd werd terug te komen. ‘Na lang nadenken, want dat lesgeven vond ik zo beroerd nog niet, heb ik besloten het te doen. Eind 1979 kwam ik er weer bij.’
Wouter wilde aanvankelijk muziekleraar worden.
‘Ik heb eerst het conservatorium geprobeerd en musicologie, maar studeren bleek niks voor mij te zijn: ik wil met mijn hoofd én mijn handen werken. Ik heb wel sociale academie gedaan. Dat was een constant conflict, ik ben geslaagd op basis van een scriptie die het beleid van de directie van de academie aanviel.’
Gemma Nefkens en Wouter van Oorschot
bert nienhuis
Hij werkte van 1977 tot 1980 op de uitgeverij, ging toen een paar jaar weg, kwam in 1983 weer terug.
‘In 1983 zijn we het eens geworden over mijn positie hier. Kijk, mijn vader is een hele vulkanische man, bruisend van ideeën, iemand die alles tegelijk kan. Maar delegeren is niet zijn sterkste kant, dat heeft hij trouwens ook nooit beweerd of gewild. Hij wilde onafhankelijk blijven, hij was de baas over de mensen die nodig zijn om het bedrijf te laten lopen. Tussen ons ging het niet natuurlijk, dat lag allemaal heel ingewikkeld. Dat is nu achter de rug. Een vogel moet eerst het nest uit voordat hij erop kan terugkeren, roep ik altijd. In 1983 is besloten dat het bedrijf definitief zou worden voortgezet door Gemma en mij.’
Ze zijn beiden uitgever. Gemma neemt de eerste lezing van manuscripten en Tirade-kopij voor haar rekening, Wouter houdt de financieel-economische en publicitaire aspecten in de gaten. Maar nieuwe uitgaven komen alleen tot stand als ze het samen eens zijn. ‘Wat mijn vader allemaal in één persoon verenigt is voor een gewone sterveling niet weggelegd.’