Door alle wateren gewassen
Koos Tak, met recht man van het jaar
Koos Tak, man van het jaar door Rijk de Gooijer en Eelke de Jong Uitgever: Nijgh & Van Ditmar, 190 p., f24,90
Martin Koomen
De torenklok van Abcoude liet niet meer dan vijf slagen horen, maar de kille vochtige lucht ging al zwanger van oprukkend duister. Bij het stationnetje veerden de spoorbomen omhoog; brommers knetterden weg. Onder het groepje treinreizigers dat zich haastig verspreidde en opging in de avondnevels, bevond zich een markante gestalte in een Montycoat, waarvan de omhooggeslagen capuchon zich genadiglijk had ontfermd over verweerde trekken waarin de geroutineerde lezer gemakkelijk die van Koos Tak herkent, vast medewerker aan het zaterdagbijvoegsel van het onafhankelijk dagblad De Tijdgeest. Potdorie, wat was het alweer koud.
Zou-ie maar niet even aanleggen in zijn stamcafé De Drie Fusten? Ach, misschien kon-ie er beter straks na de maaltijd gaan kijken. Dan zou de tandeloze tweedehandsautohandelaar Bruinsma er allicht óók zitten, zijn dierbare broeder van de natte gemeente. Als nestor van de Nederlandse dagbladjournalistiek hechtte Koos dan wel aan zijn bohémienachtige levensstijl, het ging niet aan om zijn Tine met een aangebrande prak te laten zitten, want zelf kon ze óók knap aangebrand uit de hoek komen... Haha... die moest-ie onthouden.
Wacht eens, sigaretten. Hier had je de sigarenwinkel van Willemse. Drie pakjes Old Mac en voor Tine de nieuwe Knip. Zou-ie maar niet gelijk wat lectuur voor zichzelf meenemen? Je moest altijd de concurrentie in de gaten houden. To keep you on your toes.
Besluiteloos liet Koos zijn blik over de veelkleurige inhoud van het tijdschriftenrek dwalen. Hee... poppelepee... de Haagse Post bestond óók nog altijd. Eens kijken wat ze hadden. Een feuilleton, geschreven door Ischa Meijer in travestie. Nou... Maar hier, een reportage over hondedrollen. Geïnteresseerd keek Koos de alinea's door.
‘Ja, ik wil minder’ zag-ie op een in te vullen bon staan. Ja, ik wil minder? Nee, ik wil méér.
Met deze gedachte verwisselde hij het blad voor de Nederlandse Penthouse, waarin een zekere Vanessa haar bekoorlijkheden bleek te hebben uitgestald.
Addenommeleheine!
Haastig legde onze courantier ook dit drukwerk terug.
Ach, Vrij Nederland. Die zou-ie vandaag dan maar 's meenemen. Ze schenen daar in de problemen te zitten en als veteraan die ook in de bange jaren '40-'45 zijn vaderlandse plicht had verstaan mocht-ie nu niet terugschrikken voor een paar stukken die over de pagina heengingen. Hoe was 't ook weer... Het Parool blijft Trouw aan de Waarheid in Vrij Nederland. Yessir, those were the days...
Aan de Spoorstraat nummer 17 in Abcoude wees Koos z'n onderwaterhorloge alweer acht minuten over elf toen naast hem ineens het ritmische tikken van Tine's breinaalden stokte. In de door het nieuws voor doven en slechthorenden gemarkeerde stilte kwam de overgang abrupt.
‘Ik weet niet wat jij doet, Koos, maar ik ga naar bed.’
‘Okee popje, tot straks... Ik lees nog even in VN.’
Koos zette de televisie af. Hij wachtte tot-ie boven het ledikant hoorde kraken, stond toen op en begaf zich zo onhoorbaar mogelijk op zijn kousevoeten keukenwaarts, VN onder zijn arm.
Halt en front voor de koelkast. En nu kassian de deur opentrekken... Denk om de losse rubberstrip aan de onderkant... That's it.
Met een zucht van genoegen viste Koos de welbekende fles met de kneep in het midden uit het rekje. Behoedzam duwde hij de deur van de koelkast dicht en zette de jeneverfles naast het vaasje met verlepte viooltjes bovenop de tweesterren Ignis, op het gehaakte kleedje. En op dat ogenblik hoorde hij de trap kraken.
Potverdomme! Tine!
Kalm blijven. Koos. In het verzet heb je voor heter vuren gestaan.
Vliegensvlug was de fles alweer in de koelkast gezet en vlak voordat zijn gade de keuken betrad had Koos zich bliksemsnel naar de kattenbak begeven, vanwaar hij nu met een onschuldige blik uit hurkende houding omhoog keek.
‘Wat doe je in 's hemelsnaam, Koos?’
‘Niks, popje... Ik was vergeten de bak van Vlekje te doen.’ Met brede, ostentatieve uithalen scheurde Koos het nummer van Vrij Nederland in lange repen.
En zo geviel het dat onze held verzuimde kennis te nemen van de in dat blad afgedrukte recensie van Koos Tak, man van het jaar:
Dit is alweer de derde bundel met de lotgevallen van Koos Tak, de journalist en hoofdpersoon van een reeks feuilletons in de Haagse Post. Men mag aannemen dat het ook wel de laatste bundel zal blijven, want de reeks is intussen beëindigd. Een treurige vaststelling. Koos Tak immers was het zeer levensecht beschreven prototype van een bepaald slag oudere journalisten: de door alle wateren gewassen scribent, een soort waarvan de gelederen intussen dan wel flink zijn uitgedund, maar dat men toch nog altijd om zich heen in actie kan zien (of men nu in het vak werkzaam is dan wel slechts als lezer dit vak volgt). Het is trouwens óók een type waarvan alle beoefenaren van dit métier de aanwezigheid moeten vrezen op de bodem van hun eigen ziel.
De uitgezakte gestalte van collega Tak belichaamt echter niet alleen de toekomst van menig individueel journalist: men herkent hier niet minder het verleden, en wel het verleden van een hele groep. Als redactionele bureaucratisering en automatisering definitief hebben toegeslagen (dat wil ongeveer zeggen: wanneer alle kranten er zo afgrijselijk uitzien als sinds kort het dagblad Trouw, nota bene Koos Tak z'n ouwe krant, met die nieuwe schreefloze letter), ja, dan zal men de gestaalde kaders onder de vakbroeders en -zusters nog missen.
Alleen daarom al is het goed en passend dat die drie bundels er zijn.
■