Helenes oorlog
Was de Gestapo in België dommer dan elders?
Inside the Gestapo A Young Woman's Secret War door Helene Moszkiewiez Uitgever: The Bodley Head, 189 p., f46,75
Jan Meyers
Op het Gestapohoofdkwartier in Brussel werkte een sexy joods meisje. Geen Mata Hari. Zij hanteerde haar aantrekkelijk voorkomen wel als wapen, maar als het erop aankwam hield zij zich de mannen bekwaam van het lijf. Desondanks zijn haar belevenissen nog sensationeel genoeg. Helene Moszkiewiez, die thans onder een andere naam in Canada woont, heeft na veertig jaar haar herinneringen op schrift gesteld.
De schrijfster vindt zelf haar verhaal een nieuw bewijs van de oude waarheid dat de werkelijkheid vreemder kan zijn dan de fantasie. Bij het begin van de Duitse bezetting was zij negentien. Weldra zat zij in het verzet, wat de lezer niet verbaast: hem is van meet af aan duidelijk dat Helene van wanten weet. Op school trok zij een lerares de pruik van het hoofd en dompelde die in de wc. Toen de joden hun radio moesten inleveren, sjouwde zij met het loden gevaarte van de familie half Brussel door om het voor de voeten van de rekwisitie-officier kapot te kunnen laten vallen.
Zij drong zich als de edelgermaanse Olga in bij de Gestapo, waarschuwde personen die op het punt stonden te worden gearresteerd, bracht mensen naar Zwitserland, transporteerde wapens, verborg geallieerde vliegers, schoot een Gestapo-officier dood enzovoort... In haar voorwoord zegt ze: ‘Mijn verhaal mag ongelooflijk lijken, het is waar.’ Op de aanhef zeg ik ‘amen’, met wat na de komma komt heb ik soms moeite.
Bij egodocumenten heeft de lezer vaak weinig mogelijkheden voor controle. In veel gevallen moet hij de verteller maar op zijn woord geloven. Wie het boek leest van Truus Oversteegen die met Hannie Schaft heeft samengewerkt, wordt bij elke passage door haar werkelijkheid overtuigd. Aan de authenticiteit van Durlacher die ook pas na veertig jaar met ‘zijn’ oorlog kwam, valt evenmin te tornen. Maar hoe zit het nou met Helene Moszkiewiez?
Zij behoort tot de mensen die het ongewone schijnen aan te trekken. Als eenvoudig krantenverkoopstertje bij een kazerne is zij getuige van een bezoek van Göring die even uit het Pruisische ceremonieel stapt om haar de hand te drukken en een tikje op de wang te geven...
Professor Blom zegt dat wij de bezetting te veel zien door de bril van de laatste jaren. Die neiging komt de schrijfster van Inside the Gestapo op hinderlijke anachronismen te staan. Al voor de lente van 1941 is er bij haar sprake van voedselgebrek. En zij voegt een Duits officier toe: ‘Al die gasovens die in Duitsland worden gebouwd; waarvoor denk je dat die gebouwd worden? Om je cake te bakken? om je eten te koken? Nee! Zij zijn bestemd om ons, joden, te verbranden!’ Het gaat hier nu niet om de verwarring van gaskamers met verbrandingsovens (die met steenkool werden gestookt), maar om het feit dat zij van de Endlösung op zijn vroegst pas een jaar later geweten zou kunnen hebben - en dan alleen nog maar als zij van Heydrich een uitnodiging voor de Wannsee-conferentie had ontvangen. Volgens Nietzsche hebben historici de schijn tegen. Moszkiewiez heeft hier ook nog de werkelijkheid tegen.