Een lelijk Multatuli-bustetje
Schrijvers schrijven voor een standbeeld
Er is niets poëtischer dan de waarheid Schrijvers over Multatuli Uitgever: Contact, 157 p., f9,90
Atte Jongstra
Er is niets poëtischer dan de waarheid is de titel van een bundel ‘Schrijvers over Multatuli’, die Ivan Wolffers samenstelde. Het betreft hier een uitgave ten bate van het Multatuli-standbeeld dat volgend jaar op de Torensluis te Amsterdam gaat verrijzen. Dat standbeeld moet er komen, om twee redenen. In de eerste plaats omdat beeldhouwer Hans Bayens er een mooi beeld van maakt, we hebben er al foto's van gezien. In de tweede plaats is het dan eindelijk eens afgelopen met al die mislukte pogingen een Multatuli-standbeeld van de grond te krijgen. Ik nam mij dus voor een juichende bespreking van Wolffers' bundel te leveren, als bijdrage mijnerzijds aan het standbeeldfonds, en begon er hoopvol aan.
Van Hermine de Graaf las ik een schitterende bijdrage over hoe haar eigenzinnige grootvader haar inwijdde in Multatuli door haar op zijn knie de ‘Japanse Steenhouwer’ voor te lezen. Later als hij voelt dat hij gaat sterven, verbrandt hij al zijn boeken. Behalve Max Havelaar, die krijgt zij. Ook Annie van den Oever schreef een aardig stuk over haar ontmoeting met een soort Sjaalman in New York. F. Springers bijdrage kende ik al uit Over Multatuli, maar het genoegen waarmee ik zijn woorden herlas was er niet minder om. Hetzelfde geldt voor Boudewijn Büchs bijdrage uit Het Parool van 1 mei jongstleden, hierin in enigszins gewijzigde vorm herdrukt. Pramoedya Ananta Toers herinneringen aan het werk van Multatuli leverden schrijnende anekdotes op: prachtig. De fraaiste bijdragen in Wolffers' bundel zijn eigenaardig genoeg van anti-multatuliaanse snit. Cornelis Verhoeven vraagt zich in een helder stukje af hoe het toch komt dat Multatuli als denker zo hoog is aangeslagen. En Maarten 't Hart opent de verreweg mooiste bijdrage in deze bundel met: ‘Te lang reeds werd in Nederland Multatuli de hand boven het hoofd gehouden.’ Deze regel is het begin van een van de meest luisterrijke tirades tegen Multatuli die ik sinds de stukken van Multatuli-vijand nr. 1 Johannes van Vloten heb gelezen. Multatuli was een chanteur, zegt 't Hart, een verrader, een amokmaker, een schaamteloze opportunist: ‘Slechts als schaker was hij bescheiden, omdat hij altijd verloor. Voor het overige was hij de grootste opschepper die Nederland ooit rijk is geweest.’ Maar na 't Harts bijdrage was het uit met mijn gejuich. Wat moest ik over de rest schrijven? Ik las in een overigens doodvervelend stuk van Ger Verrips dat er in de Nederlandse letteren nog altijd weinig aan te wijzen valt, dat het werk van Multatuli ‘[...] zowel stilistisch als qua betrokkenheid bij de belangrijke maatschappelijke
gebeurtenissen en problemen, qua breedte van visie en diepgang, heeft weten te evenaren.’
Variatie op Tjerk Bottema's spotprent over het Multatuli-standbeeld waarvan sprake was in 1920. Het onderschrift luidde: ‘Als wij niet zo zeker wisten dat hij dood was, zouden we hem niet zoo dicht durven naderen!’ (Het Tooneel, 15-2-1930)
Behalve door Verrips' stuk zelf, werd deze stelling ook door de bijdragen van Rudolf Geel, Mensje van Keulen, Hans Vervoort, Hella Haasse bewezen. En een probleem dat uit alle verdere bijdragers opademt, is dat men eigenlijk niets over Multatuli te vertellen heeft. Marion Bloem laat dat het duidelijkst zien in een stuk in ijdel proza over een fietstocht rond het IJsselmeer met Max Havelaar op de bagagedrager; maar ook Jan Siebelink, Hans Warren, A. Alberts, Adriaan van der Veen en samensteller Ivan Wolffers zelf geven er blijk van.
Hoe zit het dan met W.F. Hermans? Van hem werden twee briefje opgenomen waarin hij meedeelt waarom hij géén stuk wil leveren. Karel van het Reve? Zijn bijdrage bevat een paar bleke jeugdherinneringen. Van Dick Hillenius heb ik veel prikkelende columns gelezen, zijn hier opgenomen stuk over Du Perron en Multatuli vermocht me niet te boeien.
De bijdrage van J.M.A. Biesheuvel lijkt alleen om de naam van de schrijver in Er is niets poëtischer dan de waarheid opgenomen. Hij schreef een aforisme van Multatuli over en voegde daar aan toe: ‘Reden: tekst zelf’. Mevrouw Eva Biesheuvel vond het ook veel te mager. Het briefje waarin ze dit verontschuldigend schrijft, alsmede Biesheuvels kladje, is door Wolffers dankbaar opgenomen.
Maarten 't Hart heeft gelijk: Multatuli was niet bescheiden. Hoogmoed vond hij eigenlijk iets beters dan nederigheid. Het heeft er alle schijn van dat Ivan Wolffers Multatuli in dit opzicht heeft nagevolgd. In zijn inleiding schrijft hij over Er is niets poëtischer dan de waarheid: ‘Deze bundel is zelf een monument geworden doordat het een collage van Multatuli's licht [...] op hedendaagse auteurs is geworden.’ Het monument dat Wolffers hier belooft is echter niet meer geworden dan een klein, lelijk geboetseerd bustetje van Multatuli, zoals er al een staat op de schoorsteenmantel in het Multatuli-museum. Voor het echte Multatuli-monument heb ik maar gewoon vijfentwintig gulden gestort op de girorekening van Geert van Oorschot. Want dat moet er eindelijk maar eens komen.
■