Gatenvuller op het middenveld
Dagboeken door Bram Stemerdink Uitgever: Balans, 212 p., f24,50
Ko Colijn
Paul Rusman
‘Waarnemingen die nu nog levende personen echt nadeel kunnen berokkenen bij publikatie heb ik achterwege gelaten’, schrijft Bram Stemerdink (oudminister en -staatssecretaris van Defensie, PvdA) in het woord vooraf van zijn dagboekaantekeningen. Dat heeft hij nagelaten, althans naar onze maatstaven van het begrip schade. Partijgenoot Vredeling, zijn directe baas als minister tussen 1973 en 1976, wordt in dit dagboek neergezet als een eigengereid, onverantwoordelijk veel drinkend, en inconsequent opererend politicus. Vredelings naaste adviseur (oud-permanent vertegenwoordiger bij de NAVO) Spierenburg wordt getypeerd als een eigenmachtig wroetende vlerk. HAFMO van Mierlo, ook al als minister zijn chef in 1981-1982, wordt afgeschilderd als een besluiteloze leek die Stemerdinks jacht op financieel wanbeheer in de krijgsmachtonderdelen onnodig ophield. Over Van Mierlo en collega Van Houwelingen (nu nog staatssecretaris) samen: ‘Het valt niet mee alles nog een keer te doen met twee politici die eigenlijk van toeten noch blazen weten.’ Zijn excollega-ministers Kruisinga (‘met permissie gezegd, een grote zak’), staatsraad Scholten, de huidige minister Van Eekelen (‘aan één bewindsman wordt zelfs de kans geboden voor een periode van nog eens vier jaar, na promotie van staatssecretaris tot minister, te bewijzen dat hij écht niet in staat is een departement naar behoren te leiden’), De Geus, zij kunnen allen naar de vuilnisbelt. Zijn politieke leider Den Uyl wordt op meer parlementaire, doch niet minder te verstane wijze gereduceerd tot een wikkende, te weinig doortastende gezagvoerder wie het kompas te vaak door anderen, Stemerdink, moet worden aangereikt. De grondpolitiek, Joop Atoom (hoeveel kerntaken moet de PvdA bepleiten?), even zovele ontluisteringetjes van het leiderschap van de tegenwoordige back-bencher.
Hoewel het Stemerdink siert dat hij, wat hem betreft harde, waarheden op papier durft te zetten over nog levende personen en het boekje met deze passages ongetwijfeld de show steelt, rijst de vraag of Stemerdinks relaas als historisch, politiek-wetenschappelijk en staatkundig document even trefzeker is. Vooropgesteld zij natuurlijk dat de keuze uit ‘honderden pagina's aantekeningen’ genormeerd is door zijn wens, de lezer inzicht te verschaffen in (het ontbreken van) de ‘procesmatige’ besluitvorming op het ministerie van Defensie. De aanschaf van de F-16, de atoomtaken, de Walrus, ze lenen zich daar volgens de auteur uitstekend voor. Zijn dagboekaantekeningen zijn dan ook per onderwerp gerangschikt, steeds voorafgegaan door inleidingen die achteraf zijn geschreven en perspectief geven aan de dagboekpassages. Die opzet bevalt ons, maar we hadden liever méér dagboek en minder toelichting gekregen. Het gevaar dat slechts die dagboekaantekeningen worden toegelaten, die harmoniëren met gerijpte terugblikken, lijkt ons nu te groot. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de dagboekaantekeningen hun historische waarde verwisselen voor ego-waarde.
Uit het boek rijst het beeld van een om erkenning verlegen politiek vakman, die qua tactiek, inzicht en moed anderen de les leest. Bij voorkeur zijn superieuren, of ze nu Haig, Shultz of Den Uyl heten.
Als wetenschappelijk document bevat Dagboeken daarom te veel open plekken. Natuurlijk levert bijna elke ontboezeming op het gebied van defensie nieuws op voor dankbaar publiek. Als zodanig is Stemerdinks beschrijving van de NAVO-vergadering in London (mei 1977) waarop de beroemde 3%-groei per jaar werd afgesproken, inclusief Stemerdinks eervolle rol daarin, een gunstige uitzondering. Maar overigens vertoont het boek een onduidelijke status. In de alternatieve defensienota's van de PvdA-fractie, ook van de hand van Stemerdink (1979 en 1984) en het januari-1983-artikel in Socialisme en Democratie staan kabinetsbeleid en PvdA-beleid, en vooral Stemerdinks ideeën, eigenlijk veel beter beschreven. Het nu gepubliceerde dagboek bevat in de verbindende teksten uitvoerige en woordelijke herhalingen van genoemde documenten, inclusief soms typefouten (‘gezien de MBFR-onderhandelingen is het ongewenst de kwaliteit van de tactische kernwapens te laten prevaleren boven de kwaliteit’).
Als aanvulling zijn deze nota's soms zelfs onmisbaar. Wie zich tot het dagboek beperkt zal bijvoorbeeld alleen vernemen dat Stemerdink een verklaard tegenstander van de atomaire Lance-raket was, en niet hoe hij - op verdedigbare gronden - tien jaar later tot een voorstander van deze atoomtaak (als enige!) evolueerde. Wie het dagboek leest, zal lezen dat Stemerdink in 1977 de hand had in een ‘neen’-verklaring van het PvdA-partijbestuur tegen de neutronenbom. Die verklaring was ‘in goed overleg tussen de toenmalige internationaal secretaris en mij tot stand’ gekomen. En zeker niet naar de opvatting van Max van der Stoel, minister van Buitenlandse Zaken. Wie schetst onze verbazing als we Vrede en Veiligheid er nog eens op naslaan. Daar stond het twee en een half jaar geleden zó: ‘Deze verklaring was in goed overleg met de toenmalige bewindslieden van de PvdA op Buitenlandse Zaken en Defensie opgesteld.’ Hier vindt een kleine historische correctie plaats zonder commentaar.
Wij vonden de F-16-episode het aardigste stukje. Maar ook hier geldt dat de leek die uit is op een volledige geschiedenis hier slechts in kort bestek aan zijn trekken komt. Stemerdink klaagt dat Vredeling hem op vitale momenten buiten de aanschafprocedure houdt, zij het dat hij toch altijd wel precies wist wat er gebeurde. Jammer voor de lezer, want in het dagboek staat een aantal vitale momenten gewoon niet genoemd. We noemen: het besluit van Vredeling (mei 1973) om bij de NAVO een taakspecialisatie voor het nieuwe vliegtuig te vragen; het goedkeuren van deze studie binnen de NAVO (december 1973). Noch het instellen van de vierlandenstuurgroep (januari 1974), het bezoek van deze stuurgroep aan Washington en nieuwe Amerikaanse voorstellen