Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Diny SchoutenIn een recensie (in de Volkskrant) van deel 17 van Multatuli's Volledig Werk maakte Piet Grijs de opmerking ‘dat nu al vaststaat dat er in 1987 geen biografie van Eduard Douwes Dekker zal verschijnen’. Die opmerking leverde een verontwaardigde ingezonden brief op: ‘Hoe weet Piet Grijs dit? Bedoelt hij dat hij zelf niet zo'n boek zal publiceren? Bedoelt hij wellicht ook nog dat er in heel het “cultuurcentrum”, dus Amsterdam met nog zo'n zes, zeven aanpalende kerkdorpen, niemand aan zo'n werk bezig is?’ De briefschrijver, Wim van Boxtel, meldt vervolgens zélf dat werk ter hand te hebben genomen, ‘gesteund maar niet hinderlijk op de vingers gekeken door het wetenschappelijk apparaat in Nijmegen’. Van Boxtel schrijft er vele jaren aan gewerkt te hebben ‘en ik ben er nu zo ver mee gevorderd dat er al heel gekke dingen zouden moeten gebeuren wil het zijn verschijnen in het roemruchte jaar 1987 niet halen.’ Atte Jongstra, samensteller van De Multatulianen, 125 jaar Multatuli-verering en Multatuli-hulde, vond dat er redenen waren om de brief te wantrouwen. De Van Boxtels uit het telefoonboek van Nijmegen die hij probeerde, leverden níét de Multatuli-biograaf op. Navraag bij het Multatulimuseum in Amsterdam en inzage in het gastenboek aldaar bevestigden dat daar géén Van Boxtel het archief geraadpleegd had. Een brief, via de Volkskrant verstuurd, werd niet beantwoord. Misschien dat Nop Maas, wetenschappelijk medewerker voor negentiende-eeuwse historische letterkunde in Nijmegen, de man zou kunnen kennen? Nop Maas blijkt evenzeer verbaasd te zijn door de ingezonden brief, want ‘een wetenschappelijk Multatuli-apparaat’ bestaat in Nijmegen niet. Maas zegt weinig vertrouwen te hebben in de onderzoeker, ‘als hij al bestaat’. Een grap van Piet Grijs dan misschien? Tenslotte zijn Grijs' bevestigingen van zijn voornemen om de door Paul van 't Veer begonnen Multatuli-biografie te voltooien, even zo vaak gevolgd door ontkenningen daarvan. Maar Grijs' naam is ditmaal Haas. ‘Ik weet er verder niets van. Ik heb zelfs vage plannen gehad om erachter te komen wie de man is. Het is een beetje raar dat iemand vijf jaar lang bezig is, zonder dat men hem hier bij de Universiteitsbibliotheek of het Multatulimuseum kent. Maar onmogelijk is het niet, al is het niet zo handig.’ Het vermoeden van een fake blijkt echter onjuist. Jongstra zocht in het Nijmeegse telefoonboek, terwijl de brief als plaatsnaam Ravenstein noemt. Daar blijkt ex-leraar Nederlands Wim van Boxtel wel degelijk aan een Multatuli-biografie te werken, ‘al meer dan twintig jaar zelfs, maar met des te meer tijd ervoor sinds ik afgekeurd ben voor onderwijs’. Van Boxtel reageert enigszins gewond op de vraag waarom hij zich beperkt tot ‘het Nijmeegse apparaat’ en met niemand iets te maken wil hebben. ‘Dat heeft u niet goed gelezen. Ik heb aardig wat materiaal in huis. Eigenlijk zou ik moeten wachten tot het Volledig Werk voltooid is, maar als ik daarop zou moeten wachten, dan zou ik tot sint-juttemis moeten wachten.’ En heeft Van Boxtel misschien ook al een uitgever gevonden, dat hij met zoveel zekerheid kan zeggen dat de biografie er volgend jaar komt? ‘Nee, dat niet. Ik heb twee bruikbare voorstellen, en er heeft zich tot mijn verbazing naar aanleiding van mijn ingezonden brief een derde gemeld, maar dat was niet de reden waarom ik de brief schreef.’
multatuli biografie
Simon Vinkenoog, die in december de G.H. 's Gravesandeprijs zal krijgen voor zijn jarenlange stimulerende activiteiten ter vergroting van de belangstelling voor poëzie, hield van die activiteiten - lezingen in stad en land, en ‘levendige contacten met collega-dichters’ - een dagboek bij. Die notities, lopend van januari tot juli 1986, nemen 132 pagina's in beslag in een boek dat onder de titel Stadsnatuur zal verschijnen bij Conserve, de kleine privé-uitgeverij van Kees de Bakker, eindredacteur van Boekblad. Het eerste exemplaar zal Simon Vinkenoog geven aan Rob de Nijs, wiens laatste elpee genoemd is naar Vinkenoogs Eerste gedichten, ‘Vrije val’ (‘Het leven is een vrije val, van geboorte tot dood’). ‘Ik heb De Nijs in de huiskamer van een Haagse helderziende ontmoet,’ licht Vinkenoog toe. ‘Die uitspraak van mij kwam toen ter sprake, het is een cliché waar ik mensen mee om de oren sla. Ik heb ooit parachute gesprongen, in de jaren '63 en '64. Dat heeft me veel goedgedaan. Het heeft me los gemaakt en tegelijk verliefd op Moedertje Aarde’.
Radiojournalist Paul Aalbers, tot voor kort belast met het VPRO-programma Boeken, kondigt zijn ‘definitieve breuk met de journalistiek’ aan. Aalbers, ooit verantwoordelijk voor een serie interviews in NRC Handelsblad met debutanten (‘Eerstelingen’), hoopt zelf vaker de pen ter hand te nemen en het eerst gevolg van dat besluit is dat binnenkort zijn eigen eersteling bij Tabula verschijnt. Liefde voor de letteren heet het werkje, waarin de VPRO-medewerker zijn ‘pleidooi voor een andere literatuurkritiek’ kracht zal bijzetten. In het jongste nummer van het literaire tijdschrift Optima gaf Aalbers critici reeds bij wijze van voorschot een veeg uit de pan naar aanleiding van de zijns inziens onbesuisde reacties op Mystiek lichaam van Frans Kellendonk. ‘Dat boekje van me staat los van de affaire-Kellendonk’, licht hij toe, ‘een incident dat aansloot bij gedachten over de literatuurkritiek waar ik al langer mee rondliep. Opeens kon ik het articuleren’. Aalbers belooft dat hij man en paard zal noemen in zijn geschrift. Hoe zijn nieuwe concept voor een ‘beter functionerende literatuurkritiek’ eruitziet, dient vooralsnog ‘een verrassing’ te blijven.
Het initiatief is nog met enige geheimzinnigheid omgeven, maar er komt vanaf 1987 zoiets als een Nederlandse Bookerprize. Umtul Kiekens, die zelfstandig gevestigd is als ‘literair promotieagente’, kreeg van een bedrijf waarvan ze de naam pas op 18 november mag onthullen, de opdracht om de organisatievorm te bedenken van een literaire prijs die het belang van de P.C. Hooftprijs verre moet gaan overtreffen. Het toekenningssysteem wordt afgekeken van de Britse Bookerprijs, die volledig de Booker-McConnellprize heet, naar de sponsor ervan, een bedrijf in voedseldistributie en ‘engineering’. In Engeland wordt de jurering en administratie van de prijs geregeld door de National Book League, zoiets als de CPNB hier. Umtul Kiekens koos voor een onafhankelijke stichting waarin ‘alle geledingen uit het boekvak’ vertegenwoordigd zullen zijn. De stichting zal jaarlijks een jury aanwijzen. De prijs zal - een nouveaute in Nederland - werken met nominaties, die een maand voor de bekroning (half mei) bekend gemaakt zullen worden. De nieuwe prijs is, anders dan de P.C. Hooftprijs, geen oeuvreprijs, maar een prijs voor de beste roman van het voorgaande jaar, en het bedrag is het zesvoudige: f 60.000,-. ‘In Nederland worden naar schatting jaarlijks zo'n honderdtachtig prijzen en vooral prijsjes uitgereikt,’ zegt Umtul Kiekens, ‘maar tot en met de P.C. Hooftprijs kunnen de bekroonden van wat ze opleveren hoogstens een reisje maken. Van de nieuwe prijs kan de schrijver een jaar leven, afgezien van het verkoopbevorderend effect. Het is zo Nederlands dat wij niet een echt spannend prijzencircuit kennen. Gek eigenlijk dat niemand eerder op het idee is gekomen.’ Dat laatste is niet helemaal waar: redacteur Martin Ros van De Arbeiderspers heeft zich ingespannen om een equivalent van de Franse Prix Goncourt in te stellen, eveneens een particulier gesponsorde prijs. Bij toeval had Ros hetzelfde ronde bedrag in het hoofd dat ‘het fooitje van de P.C. Hooftprijs’ verre zou overstijgen. Ros vond een sponsor en kwam zover dat de prijs voor een jaar verzekerd was, maar staakte zijn bezigheden toen hem het concurrerende initiatief ter ore kwam. Secretaris Robbert Vrij van de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond wil, zolang nadere details over de nieuwe prijs nog niet worden bekendgemaakt, niets zeggen over de bemoeienis die de KNUB zal hebben met de prijs. Wel betoont hij zijn enthousiasme. ‘Commercieel zal de prijs van gigantisch belang zijn.’ |
|