Verzonken boeken
Vervolg van pagina 5
voor de hand liggende (sic) bijnaam Bonnemain bedacht zijn -, als niet alles bedriegt kunnen wij daar eerlang Van Deyssels equivalent in het Nederlands van verwachten, dat nu nog als Doornroosje in een geheimzinnige kist ergens ten zuiden van Den Haag sluimert. Dat is bekend. Meer dan een voorproefje heeft Harry Prick ons tot nu toe helaas niet kunnen gunnen, maar diens naam staat er garant voor dat de hele poets ons nog wel eens gebakken zal worden. Je moet er niet aan denken.
Via Maurits Wagenvoort (de ‘Jan’ van Couperus, maar dat kon Komrij nog niet bevroeden) komen wij bij Papini uit. Zeeën van bloed waarin een vingerhoed inkt wordt uitgegoten, wisselen af met het vraagstuk hoe een kreeft zingt als hij gekookt wordt, met het probleem van De Duif in de Eerste Wereldoorlog en dat van De Struisvogeleieren van Mesopotamië. Sommige boeken zijn even diep verzonken als de schrijvers ervan destijds al gezonken waren. Dat zou je tenminste zeggen als je voor het eerst geconfronteerd wordt met een uitdruksel als ‘ein frommespagodenumslebenbringendesschwefelessigzehnmalsattes Gewitter mit rollendem Donner’. Het lijkt een tekstregel uit een Wagner-opera, maar dat is het niet. Komrij houdt immers niet erg ‘van diens draaiorgelmuziek voor aquariumnixen en vestzak-titanen, dat Zwarte Woud-geloei van een gecastreerde Edelweiss-bacchant om een mythologische dirndl’. Smaak is een zo beperkt iets, zegt hij in een recent spreekwoord. Er valt niet over te redetwisten, zegt op zijn beurt een Hollands spreekwoord. (Omdat slechte smaak doorgaans geen tegenspraak duldt. Goede smaak duldt dat wel, omdat die toch zeker is van zijn eigen gelijk. - Men ziet het, met Komrij is het net als met Wilde: voor je het weet begin je hem op stuitend laag niveau te imiteren!)
Wat verder nog op te merken om iedereen er toe te brengen dit tintelende boek vooral te kopen? Dat er een bijzonder grappig paragraafje over blunders in staat, over drukfouten vooral? Met eigen ogen las ik indertijd al eens dat Henriëtte Roland Holst-van der Schalk Sonnetten en Verzen in Terneuzen geschreven zou hebben, maar zij produceerde ze natuurlijk slechts in terzinen, en dat wel netjes in haar eigen huis, voor zover wij althans weten. Het drukfoutloze boek waar de drukker/uitgever trots achterin deed vermelden dat ‘dieses Buch keine Dreckfehler enthält’ zal Komrij ook wel kennen. Het aardige van zo'n stukje is dat je je zelf onmiddellijk weer allerlei blunders en versprekingen gaat herinneren. Zoals van de man die de Koninklijke Familie in zijn zenuwen toesprak met ‘Majesteit... Koninklijke Hoogovens!...’. Of van de redenaar die de zaal toevertrouwde: ‘Als ik mij dit alles bedenk, dames en heren! dan komt het schaamhaar me op de kaken.’ Mijzelf overkwam het eens dat ik per ongeluk een anekdote over een blinde vertelde aan... een blinde heer. Nooit meer goed te maken.
Mystificaties, schaapskoppen, zondagsdichters, de moord op Winckelmann nog eens, het kan niet op. Als Komrij uit een raam van zijn Portugees paleis kijkt, zal hij wel eens een ezel zien. Moge die hem dan inspireren tot verdere, niet aflatende produktie van het touw van Oknos. Nulla dies sine linea, het krijgt een nieuwe betekenis. Eenmaal zal hij dan zelf worden de ‘ezel in gouden hoofdletters’ van pagina tweeëntachtig.
■