Rillingen en grimassen
Ernst dus toch ook. Meteen in het begin zet hij met Walter Mehrings Die verlorene Bibliothek een schrijnende, onheilspellende toon. Zijn humor wordt zwart en bitter: Mehring - ‘vriend van Tucholsky, Carl von Ossietzky en Bertolt Brecht, toeschouwer en deelnemer van Der Sturm, Dada, Schall und Rauch en de Berlijnse bohème, door twee wereldoorlogen op de vlucht gejaagd, entartet, een schim tenslotte in een wereld van vlammen en galgen’ - is door alle ellende heen de boekerij van zijn vader trouw gebleven. Ook als deze niet meer bestaat, blijft zijn geest er in wonen: ‘En als de geest dan rondkijkt met de blinde ogen van het innerlijk zien, die tijd en ruimte doordringen, dan ontdekt hij zijn boekencollectie tussen de overwinningstrofeeën in de kelders van de geheime politie, onder de vertrekken waar de slachtoffers van de Nieuwe Orde worden gemarteld,’ zegt Komrij. De tegenstellingen tussen bibliotheek en barbarisme lijken te zijn opgeheven. Er is niets overgebleven dan papier en letters: ‘Alles kruipt er uit het andere voort, het lagere sluipt er in het hogere en omgekeerd. Het Ideaal en de Terreur zijn er één geworden. De bibliotheek van de twintigste eeuw is één holle schaterlach.’
De bundel artikelen, eerder in tijdschriften en couranten verschenen, is dan ook doortrokken van cynisme. In de spiegels die de lezer zo worden voorgehouden, herkent hij zichzelf. De tijdgenoot Komrij, nar en paljas maar evenzeer filosoof en hatelijke mefisto, edelsmid en folteraar, barokke pestkop, Oberon en Puck in één persoon verenigd, voert ons door de hellekrochten van de menselijke geest, waar de voortdurend opkomende lach even vlug weer verklinkt en plaats maakt voor de rillingen en grimassen van wie zichzelf verlaten ziet in een goddeloos heelal zonder richting of uitweg. Het is een fascinerende dwaalweg, dat zeker.
Het zou een koud kunstje zijn er een citatenboekje uit vol te schrijven. Enkele voorbeelden:
- De wereld is al vulgair genoeg.
- Naast de bijslaap, de kruimeldieverij en het laten van boeren en winden is niets zo algemeen als het besmuikt gegniffel.
- Wie zweert bij dromen moet zich onzichtbaar maken: anders stoot hij zijn hoofd aan de realiteit.
- De fantasie van de Nederlander is als de maat van zijn onderbroek: twee maten te groot.
- Vrouwen onder elkaar zijn wat hun gebreken en tekortkomingen betreft solidair, maar ze haten elkaar om hun goede eigenschappen; ze hebben alleen medeplichtigen, geen vriendinnen.
Eerlijk is eerlijk, dit laatste heeft Komrij niet van zichzelf. Hij vertelt erbij waar hij het gevonden heeft: de volstrekt obscure Satires et diatribes sur les femmes, Paris 1860. Waarin hij ook nog heeft gelezen (en stamt dat niet al uit de oudheid?): ‘Vrouwen zijn als vliegen, zwak maar lastig.’ Ik denk niet dat hij tot de fanatieke bewonderaars van mevrouw Thatcher gerekend zal mogen worden, en of hij heimelijk verliefd is op onze Neelie, onze Hannes of onze Eegje, om nog maar te zwijgen van al die Annemiekes van tegenwoordig. acht ik ook lichtelijk te betwijfelen. Maar je weet het bij hem nooit. Hij is een man van uitersten, ook in zijn inconsequenties, en het staat nu eenmaal vast dat les extrêmes se couchent.
Een prachtig opstel vond ik dat over Leopold Andrian, wiens eenling Der Garten der Erkenntnis door schijnt te gaan voor de klassieke roman over de identiteitscrisis van het fin-de-siècle en voor een van de mooiste poëtische documenten van het symbolisme. Wie kent het boek nog? Anderhalve man en een paardehoofd. Xavier de Maistre en de befaamde Jacques Comte d'Adelsward-Fersen zijn een paar andere van zijn, voorspelbare, helden. Wat de Bijbel van de Ruggemergteging betreft - Paul Bonnetains Charlot s'amuse; de man moet vrij snel met de
Vervolg op pagina 14