Ik gelyk niet op mezelf als ik poseer
Multatuli's Volledige werken. XVII. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875 Bezorgd door Garmt Stuiveling Uitgever: Van Oorschot, f75,-
Atte Jongstra
‘Om den naam van Multatuli beginnen tegenwoordig de vlug- en andere schriften te fladderen als muggen om een brandende kaars. Die vergelijking is juister dan men op het eerste gezicht zou vermoeden. Immers het gefladder der menschen om Multatuli is voor hen bijna even gevaarlijk als dat der muggen om het licht; beiden loopen kans er met verbrande vleugels af te komen.’ Deze zinsnede van de letterkundige G.J. Dozy vinden we in Multatuli's Volledige Werken XVII. In deze aflevering ‘brieven en dokumenten’ wordt de periode 1 oktober 1874 - 1 september 1875 bestreken. Het is ongetwijfeld de meest enerverende periode in Multatuli's leven: de verwerking van Tine's dood, het huwelijk met Mimi op 1 april(!) 1875, de verschijning van Vosmaers vererende brochure Een zaaier en het daarop volgende Onkruid onder de Tarwe van Van Vloten, de korte maar hevige vriendschap met Mina Kruseman, en vooral de reeks opvoeringen van Vorstenschool, die het ‘gefladder der schriften’ zeer sterk doet toenemen.
Aan het eind van het vorige deel van de Volledige Werken hebben we Multatuli bedroefd achtergelaten na de onverwachte dood van Tine in Venetië. Ook in de eerste bladzijden van deel XVII is Multatuli's smart terug te vinden. Het mag dan zo zijn dat Multatuli al sinds 1862 samenleefde met Mimi Hamminck Schepel, toch betekende de dood van de ‘edele’ Tine, Max Havelaars steun en toeverlaat, een onherstelbaar verlies, nu ook Multatuli's gelijk in de Havelaarzaak definitief leek uit te blijven. Dit mag een merkwaardige samenvoeging van literatuur en werkelijkheid lijken, voor Multatuli waren die sinds Max Havelaar al niet meer te scheiden.
De droefenis maakt echter snel plaats voor de zorg over de opvoeding van Nonnie. Ze is voorlopig onder de hoede van Tine's hartsvriendin Stephanie, maar Multatuli neemt haar liever zelf in huis. Voorwaarde daarvoor is dat hij met Mimi trouwt, maar dan moeten ze verhuizen: ‘Het trouwen hier (in Wiesbaden, AJ) is zeer pynlyk. Ge begrypt hoe stuitend het wezen zou, als verlobte in de krant te staan (ieder leest hier de krant tot meiden en schoonmaaksters toe) terwyl men niet beter weet of we zyn getrouwd.’ Nonnie blijft echter liever bij Tine's vriendin.
Van alle overwegingen omtrent trouwen, Nonnie's opvoeding, een reis naar Italië, enz., wordt Multatuli niet vrolijken ‘Ik worstel met de geestelyke onmacht die 't gevolg is van deze (en andere!) beroerdheid. Wat ik onder dat vergeefs pogen lyd, is niet uittedrukken. Physiek ben ik vry wel, maar m'n gemoed is geknakt.’ In Rotterdam beginnen in december 1874 de repetities voor Vorstenschool. Mina Kruseman heeft na krachtige lobby zichzelf de hoofdrol van Koningin Louise weten te bezorgen. Multatuli is hier in eerste instantie wel mee ingenomen, hij correspondeert buitengewoon hartelijk met Mina: ‘(...) ik nader je niet graag anders dan met liefelykheid. En dit komt je toe, lieve, prettige, frissche figuur!’ Maar de stemming slaat gauw om als Multatuli in Rotterdam ziet wat er in Mina Krusemans opvatting van zijn Koningin Louise wordt. Twee weken vóór de première schrijft de actrice aan haar vader:
Deel 17 van Multatuli's Volledige Werken
‘Ik ben in openbaren oorlog met Douwes Dekker ‘(...). Hij eet zich op van jaloesie over mijn invloed hier in Nederland.’ Nu is in de pers niet veel van de gunstige invloed van Mina Kruseman op het succes van Vorstenschool in Nederland terug te vinden - de meeste recensenten lijken Multatuli's oordeel over haar spelopvatting te delen -; de opvoeringen zijn ondertussen wel een succes. De roem van Multatuli lijkt definitief gevestigd. Hij wordt op vele plaatsen gehuldigd. Het regent lauwerkransen met toepasselijke linten en ook bij de opvoering op 5 maart 1875 in Rotterdam wordt Multatuli overladen met geschenken: lauwerkransen natuurlijk, maar verder een mahoniehouten bureau met stoel, een bronzen Apollo, een marmeren pendule, twee coupes met toepasselijke inscriptie. Op die ene gedenkwaardige avond heeft Multatuli bijna de complete inrichting van het tegenwoordige Multatuli-museum verworven! Ook toneelspeler Dirk Haspels ontvangt ruime hulde, de tastbare bewijzen ervan komen echter in handen van de verkeerde: ‘Zeer waarde heer Haspels, Kyk, 't lot, het toeval, heeft soms 'n geestigheid op z'n éigen handje. Onze lauweren & palmen zyn door elkaar geraakt. De beste Toon die zoo-even kwam aansjouwen met 'n kistvol eer, zei eenigszins piteus (alsof de zaak moeielyk te ontwarren zou zyn) “Maar..., daar zyn eenige kransen van m'nheer Haspels by!” Ik las op zyn gelaat de vraag: “hoe zullen we dat regelen?”’
Verbrande vleugels - om met eerder genoemde Dozy te spreken - vinden we ook in dit deel XVII van de Volledige werken. Zekere Van Asperen, een multatuliaanse hulp-apotheker uit de Zaanstreek, reist zonder aankondiging naar Rotterdam om Multatuli te bezoeken. Maar het gesprek loopt uit de hand. De 23-jarige Van Asperen treft naar eigen zeggen Multatuli in een buitengewoon opgewonden toestand aan: hij praat aan één stuk. ‘Zoo'n opgewonden mensch als hij zag ik nog nooit, zelfs niet te Meerenberg, waar ik laatst 2 maal geweest ben, de laatste keer eenige uren zelfs.’ Multatuli schrijft ook over het bezoek. Het lijkt erop dat Van Asperen heeft geprobeerd een woordje te zeggen, en dat Multatuli de manier waarop hij zijn gastheer probeerde te onderbreken ongepast heeft gevonden: ‘Moet dat ontwikkeling heeten? Beschaving?... Zulke manieren kwetsen... vooral: de waardigheid der denkbeelden die ik verkondig, waarvoor ik gewerkt en geleden heb.’
Van Asperen zal er geen behoefte meer aan hebben gehad, maar uitgever Funke meent dat het tijd wordt een nieuw portret van Multatuli op de markt te brengen. Multatuli heeft echter grote moeite met het idee: ‘Kerel, 't zit 'm niet dat ik niet poseeren wil, maar... ik kan niet. Uren vóór ik daartoe uitga beginnen m'n oogleden al te trillen, en - lach er niet om, 't is zoo - als ik 's morgens wakker word met het idee, straks naar de fotograaf te gaan, vomeer ik,’ Toch weet Multatuli de antiperistaltiek te overwinnen, al vindt hij het uiteindelijke resultaat verschrikkelijk: het haar zit stekelig, de kleur is te zwart, de knevel is gevlekt, er zijn te veel rimpels. Hij vindt zichzelf ‘terugstootend en isegrimmig’. Samengevat: ‘Ik gelyk niet op mezelf als ik poseer.’