Vitaliteit
In een interview in 1981 vertelde u dat u zich verwant voelde met de zogenaamde Revisor-auteurs.
‘Kaplan is littérature variété. Niet voor niets staat er een circusbeeld op het omslag. Misschien zijn sommige boeken die het etiket Revisor-literatuur meekregen, de neerslag van een bepaalde, noodzakelijke fase geweest in de ontwikkeling van een aantal auteurs. Ontwikkeling van vakmanschap, inzicht in de eigen mogelijkheden. Blijkbaar kan men zijn techniek polijsten, stroomlijnen - ik denk dan inderdaad aan Van der Heyden, of aan Montyn van Dirk Ayelt Kooiman. Zoiets juich ik toe. Kijk, mijn eerdere werk, Bastille, Zoeken naar Eileen W., is naar binnen toe gepolijst. Die boeken zijn bouwwerken waarvan je de schoonheid alleen aan de binnenkant ziet. Tijdens het construeren van Kaplan stuitte ik al gauw op “stof”, op de buitenkant van dingen. In mijn vorige boeken is sprake van een in zichzelf gekeerde esthetiek, terwijl in Kaplan de fantasie zich naar buiten werkt. Daarbij komt nog dat mijn leesgenoegen de oceaan is overgestoken. De moderne Amerikaanse literatuur is verrukkelijk om te lezen! Het is werkelijk een genot om aan het strand de nieuwe Updike te lezen, om je af te vragen: krijgen ze elkaar of niet?’
Leon de Winter
steye raviez
Ook uit 1981 stamt de uitlating: ‘Waar komt toch die vaart en vitaliteit in het werk van een Amerikaans schrijver als Philip Roth vandaan?’ Kaplan heeft ontegenzeggelijk vaart en vitaliteit. Ik neem aan dat u er inmiddels achter bent waar dat nu vandaan komt.
‘Toen ik dat zei, voelde ik reeds de behoefte om andere middelen, andere stijlmiddelen aan te wenden die mijn temperament, mijn manier van beleven, let wel, béleven, in taal zouden kunnen vastleggen. Het werd me gaandeweg duidelijk dat ik de overdrijving, de karikatuur moest opzoeken, de hilariteit. De vitaliteit van de Amerikaanse literatuur van hedentendage sprong naar mij over, en ik trok daar mijn conclusies uit. Als vanzelfsprekend kwamen vervolgens de scènes die nu te vinden zijn in Kaplan, in me op. En dan denk ik: dit is blijkbaar wat op het moment mijn fantasie beheerst.’
En houdt deze wending nu ook in dat u aan schrijvers als Peter Handke geen boodschap meer heeft?
‘Nee, het is niet zozeer een wending. Het schrijven van een boek als Kaplan is het logische gevolg van de manier waarop ik de wereld ben gaan beleven.’
Maar in 1979 schreef u nog naar aanleiding van een uiterst introvert en serieus boek, De last van de wereld van Peter Handke: ‘En je pakt het boek, legt het op je hoofd en neemt je voor De last van de wereld zo lang mogelijk met je mee te dragen.’ Ligt het boek intussen nog op uw hoofd?
‘Dat beeld zou ik nu ook kunnen hanteren, alleen zou ik het nét even een slag draaien. Het boek dat ik op het hoofd van Leo Kaplan zou leggen zou leeg zijn, onbeschreven. Hij zou denken heel veel met zich mee te dragen - dat is zijn tragiek.’
‘Kunst, literatuur is de oplossing op korte termijn van existentiële problemen.’ Dit zei u in 1979. Welke problemen lost de fictieve schrijver Leo Kaplan op? En wat wordt er door u met dit boek - op korte termijn - opgelost?
‘Allereerst Kaplan zelf. Al schrijvende tracht hij een oplossing te vinden voor zijn eigen conflictjes. Dat begint al heel vroeg. Hij probeert mensen om hem heen fictief in te vullen, zoals zoveel schrijvers dit doen. Via fictieve personen hoop je iets te vinden, ook ik. En die zoektocht speel je dan vervolgens door naar de lezer. En ach, ik weet niet of het boek Kaplan een oplossing aanreikt, dat is ook niet de bedoeling van het boek. Kaplan is een spel! En de boodschap aan de lezer is: speel het spel mee. Als de lezer dat ook besluit en daarmee ook deel wordt van het spel, dan ontstaat er een waar leesspektakel, een feestelijke potpourri van taferelen en voorvallen.’
De feitelijke gegevens van Leo Kaplan komen zó sterk overeen met die van u, dat u zichzelf inzet van het spel lijkt te maken. Door het schrijverschap van Kaplan terug te brengen tot karikaturale afmetingen en het tegelijkertijd te laten reflecteren op het schrijverschap van de Winter, ontstaat er een rookgordijn dat is gebaseerd op een precair soort dubbelzinnigheid. Dit beweerde onlangs Carel Peeters in zijn kritiek.
‘In Kaplan gaat het mij puur om de lezer te verleiden, te verleiden tot het spel. De overdrijving en de karikatuur zijn daartoe uitstekende ingrediënten. Andere ingrediënten zijn kleding, móóie kleding, seks, reizen - dat is allemaal nodig om het contrast tussen binnen en buiten te accentueren. In Kaplan gaat het, zoals gezegd, om de buitenkant. Maar daarom vind ik nog niet meteen dat Kaplan een jet-set schrijver is, zoals Peeters schreef. Kijk, ik ben niet twee keer getrouwd en ik maak veel minder vrouwen mee dan Kaplan. Maar die reizen maak ik wel. En voor iemand die niet gewend is af en toe het vliegtuig in te stappen om even in Caïro rond te gaan kijken is mijn boek misschien wel eh...’
Even slikken.
‘Ja! Kijk, ik ben Leo Kaplan niet. Het schrijven van dit boek heeft me er waarschijnlijk voor behoed een soort Kaplan te worden.’
‘Mensen creëren hun eigen mythe,’ zei u in 1981.
‘Meer dan met mijn andere boeken heb ik sterk het gevoel dat ik met Kaplan mijn eigen mythe heb “schoongeschreven” en daarmee in Leo Kaplan gestopt. Hij ontroert me - en ook dat was een belangrijke drijfveer tijdens het schrijven. En wat is die mythe van Kaplan? Op zijn achttiende, negentiende beleeft hij zijn eerste liefde - en die wordt, natuurlijk, door hem als hevig ervaren, evenals door het meisje, Ellen. Maar in tegenstelling tot Ellen meet Kaplan alles wat daarna komt af aan wat geweest is. Hij gaat op zoek naar het isolement van toen en raakt, paradoxaal genoeg, verstrikt in een netwerk van levens. Overspel, bijvoorbeeld. Het beeld in het boek van de trapezewerkers, die telkens weer naar elkaar toe en van elkaar af zwaaien. Maar ook is de trapeze en beeld voor een waaier van levenshoudingen, waardoor je in mijn boek een bijna sociologische dwarsdoorsnede krijgt van mensen die zich manoeuvreren in el-