Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
In Frankrijk dacht ik aan mijn vader door J.B. Charles Uitgever: De Bezige Bij, 223 p., f27,50Koos van WeringhNa een vergadering van criminologen ging J.B. Charles, in de persoon van W.H. Nagel een keer met mij mee naar huis. Binnengekomen liep hij regelrecht de keuken in waar hij een van mijn dochters zag staan en zei: ‘Jij kunt vast heel goed koffie zetten.’ Ter plaatse ging hij op een kruk zitten, die daarmee tegelijkertijd praatstoel werd. Hij vertelde honderd uit over de tijd dat zijn dochters zo oud waren - en over nog heel veel meer. Van ons oorspronkelijke plan een probleem betreffende het vak te bespreken is helemaal niets terechtgekomen. Ik lees In Frankrijk dacht ik aan mijn vader en mijn eerste ervaring is: ik zie hem op die keukenkruk zitten, ongeveer vijftien jaar geleden, tweehoog aan het Amsterdamse Victorieplein. Ik hoor hem praten, van het een en het ander, van de hak op de tak, amusant, boosaardig, vertederend, alles tegelijk en door elkaar. Na beëindiging van zijn medewerkerschap aan Vrij Nederland, waarin hij met regelmaat een overwegend politiek getinte column schreef die, wat de inhoud betreft overwegend over de rol van Israël in het Midden-Oosten ging, althans op het laatst, publiceerde hij in de jaren 1979-1981 in Maatstaf een reeks van negen afleveringen die hij Omzien in profielen noemde. Deze 119 kortere en langere notities zijn nu door De Bezige Bij gebundeld. Charles was jarenlang voorzitter van de Coöperatieve Vereniging De Bezige Bij. De notities zijn een mengeling van persoonlijke herinneringen van hemzelf en aan anderen, met name de uitgever Bert Bakker, reflecties over geschiedenis en politiek, maar dan wel uit een strikt persoonlijk zicht, plotselinge invallen. De titel is ontleend aan de eerste notitie als hij in Frankrijk rondreist en het dorp Châteauneuf-du-Pape bezoekt, waar hij wijn proeft en een fles witte Châteauneuf mee naar huis neemt. Al direct vraagt hij dan: ‘Wist je dat die bestond?’ Deze toon is karakteristiek: de lezer zit naast hem op de praatstoel en moet eigenlijk onmiddellijk antwoord geven. Van de wijnhandelaar komt hij dan op zijn vader, die in Groningen handelaar was in koffie en thee: ‘Ik ben in mijn gedachten in zijn kantoor. Het ruikt er altijd (hoho, het hele pand is in de oorlog verwoest) het rook er altijd - ik weet niet precies hoe, maar ik kan het niet benoemen.’ Deze eerste bladzijde van de bundel laat zien hoe de schrijver te werk gaat: hij noteert de stroom van associaties die aan hem voorbijtrekt. Notitie 70 gaat over het schrijven en de plaatsen die daarvoor het meest geschikt zijn. Over zichzelf merkt hij daar op dat hij werkt ‘in series impulsieve stootjes en stoten. Er zit geen lijn in, je kunt niet eens van een stippellijn spreken. Als het op den duur op papier staat, zie ik die lijn zelf pas. Ik vraag mij af of die binnen in mij al aanwezig was en pas op het allerlaatst een beetje zichtbaar wordt.’ Hij heeft het daar ook nog over ‘de grilligste exkursen’ die hij maakt, maar waarmee hij toch altijd weer bij zichzelf terugkeert. Niet elke schrijver zal zo duidelijk vertellen hoe zijn proza tot stand komt. Het nadeel van deze benadering is - als al van een benadering gesproken kan worden, want daarbij wordt toch aan een bewuste keuze gedacht - dat coherentie vaak ver te zoeken is. De lezer heeft geen houvast aan een hem bekend procédé, maar is aan de grillen van de auteur overgeleverd. Dat kan ook uitlopen, dat is de andere kant, op een avontuur. Hij krijgt een levendig en verrassend verhaal voorgezet, vol met rare zijweggetjes, onverwachte vergezichten en doodlopende stegen. Ook de stijl is wisselend bij deze associatieve wijze van vertellen. Trefzekere omschrijvingen en briljante vondsten worden regelmatig afgewisseld met teksten die zo onbeholpen zijn dat ze in een boulevardblad niet zouden misstaan. In de herinneringen aan zijn vriend Bert Bakker komen roddelachtige passages voor, naast gedeelten die interessant licht werpen op de protestants-christelijke letterkunde in de jaren dertig en het gereformeerde leven van toen en op het ontstaan van het tijdschrift Maatstaf in de jaren vijftig. | |
Afschuw en begripOp de achtergrond in het hele boek is daar overigens die gereformeerd-antirevolutionaire wereld, waaruit de schrijver afkomstig is. Hij schrijft erover met afschuw en begrip tegelijk. Ik denk dat hij niet alleen in Frankrijk, maar overal elders en ook altijd aan zijn vader gedacht heeft. En natuurlijk is daar de oorlog, waarin hij onder de naam J.B. Charles door het gevaarlijke leven ging. Ook uit deze notities blijkt hoe gecompliceerd zijn houding tegenover die jaren was. Zij hebben zijn leven bepaald, zijn opvattingen over wat Vervolg op pagina 14 |
|