Journalistiek onderzoek
Vanwaar de fascinatie van de schrijver voor juist dit incident? Waarom is hij zo geboeid door Alejandro Mayta? De vraag wordt vele malen gesteld, zonder dat de schrijver er helemaal uitkomt. Hij blijft steken bij de constatering dat deze opstand voor hem het begin markeert van de spiraal van terroristische activiteiten die Peru tot een onleefbaar land hebben gemaakt en dat hij ‘op een duistere manier geboeid wordt door de dramatiek, de marginaliteit, de rebellie, de waanzin en het groteske’ van deze episode, die nog vóór de Cubaanse revolutie plaatsvond, de lokale opstand die wél succesvol was, maar die tevens een scheiding der geesten in het linkse kamp bracht.
De roman heeft het karakter van een journalistiek onderzoek: in ieder hoofdstuk brengt de schrijver/verteller een bezoek aan iemand die Mayta van nabij heeft gekend in de periode vlak voor en tijdens de opstand. Over de opstand zelf wordt pas laat en vrij summier gerept in het boek. Waar het om gaat is een beeld scheppen van het klimaat waarin Mayta gedijde, van zijn beweegredenen, van zijn ideeën. De verteller maakt bij deze zoektocht de lezer tot reisgenoot: hij houdt hem op de hoogte van zijn vermoedens, zijn twijfels (ook over het nut van deze roman), zijn verontwaardiging, zijn verdriet.
Mayta wordt afgeschilderd als een idealistische, zeer bewogen maar ook naïeve man. Tot zijn veertigste hield hij zich alleen maar op theoretische wijze met de revolutie bezig: hij is lid van een trotskistisch splinterpartijtje in Lima dat geplaagd wordt door onderlinge verdeeldheid en niet veel meer onderneemt dan het vervaardigen en verspreiden van een ongevaarlijk partijblaadje. De toevallige ontmoeting met de twintig jaar jongere Vallejos uit Jauja verandert zijn leven radicaal. Deze geestdriftige luitenant beraamt met een groepje scholieren, een handjevol dorpsbewoners en een Indianengemeenschap een opstand. Mayta ziet eindelijk de kans schoon om de revolutie in de praktijk te brengen. Al voor de opstand plaatsvindt beseft hij dat hij zich verkeken heeft: hij weet zijn partijgenoten in Lima tegenover zich geplaatst, wordt niet door alle ‘kameraden’ in Jauja geaccepteerd en heeft te kampen met een praktisch probleem: gebrek aan zuurstof in de hoge Andes. Mayta is een tragisch mens, omdat zijn idealisme en inzet hartverwarmend zijn. Maar ook wereldvreemd, fanatiek en dogmatisch en dus gevaarlijk, zoals de Raadgever en zijn sekte in De oorlog van het einde van de wereld.
De Mayta in deze roman is een door Vargas Llosa gecreëerd personage, zoals de schrijver herhaaldelijk laat weten tijdens zijn tocht langs de bij deze geschiedenis betrokken mensen. Het is daarom eigenaardig dat de schrijver/verteller in het laatste hoofdstuk de ‘echte’ Mayta ontmoet en hem vertelt over zijn boek, over het karakter dat hij hem gegeven heeft, enzovoort. De vraag is: is deze Mayta niet evenzeer fictief? Als dat het geval is, dan is de functie van de confrontatie van de twee Mayta's mij niet duidelijk, omdat de tweede Mayta geen extra, literaire dimensie toevoegt aan het voorafgaande, dat geen lied van schijn en wezen is, maar een interpretatie van een historische werkelijkheid. Als het gesprek wél echt heeft plaatsgevonden, dan vloekt dit hoofdstuk met de vorige en had Vargas Llosa het beter als essay kunnen publiceren, zoals García Márquez heeft gedaan om de achtergronden van Kroniek van een aangekondigde dood te schetsen, ook een zoektocht naar de ‘ware’ toedracht van een als historisch gepresenteerde gebeurtenis. In beide gevallen is het laatste hoofdstuk een ontluistering, omdat de literaire trucs en de bedoelingen van het voorafgaande op al te nadrukkelijke wijze geëxpliciteerd worden. Vargas Llosa onderschat hier zijn lezers. Maar misschien kon hij anders zijn indrukwekkende beschrijving van de Luriganchogevangenis waarmee het hoofdstuk opent (zie VN 28-6-1986) niet kwijt?