Weinig aanhang
Veel leden heeft Meijers partij nooit gehad (hoogstens 1100 vóór en 12.000 in de oorlog, Mussert respectievelijk vijf en bijna tien keer zoveel). Maar dit holle politieke vat heeft wel hard geklonken! Voor de oorlog stond hij een aantal malen voor de rechter. Wegens belediging van ministers en de joden moest hij drie maanden brommen, later nog eens veertien dagen. Ernst Nolte noemt in zijn standaardwerk fascisme niet alleen een pseudo-ideologie, zelfs een anti-ideologie die in haar meest extreme vorm elke ideologie haat. Haat bepaalde Meijers toon. Zijn antisemitisme bestempelde hem tot een ‘rasplebejer’.
Zondergeld kan het ‘van harte’ eens zijn met de herziene, positieve visie van A.A. de Jonge op de politieke verzuiling in Nederland die het electoraal goeddeels immuun maakte voor fascistische infectie. Bewegingen als ZF en NSB die de ambitie hadden het hele traditionele partijstelsel op te doeken, hadden daardoor weinig kans. Dit mag in grote trekken juist zijn, maar waar kwam dan het schrikbarende NSB-succes van de eerste jaren vandaan (8% van de stemmen bij de Statenverkiezingen van 1935, 55.000 leden in 1936)? Waarom had ZF dit beginnersgeluk niet? Onder andere niet omdat Meijer het image van fatsoen miste dat ‘nette’ conservatieven in Mussert aantrok. ZF was belast met het verleden van de fascistische clubjes en leidertjes die in de voorafgaande jaren ‘door onderling gekrakeel het woord fascisme in discrediet hadden gebracht’, zoals Mussert terecht zei. Volgens Proust, wiens boeken in die tijd in Duitsland op de brandstapel gingen, kan men slechts door te vergelijken zijn gedachten ontwikkelen. De vergelijking tussen Mussert en Meijer dringt zich onweerstaanbaar op, al was het alleen maar omdat Meijer zoveel tijd en energie heeft gestoken in de verkettering van de NSB-leider.
Arnold Meijer als leider van Nationaal Front
Wat ijdelheid en zelfoverschatting betreft deden ze niet voor elkaar onder. Evenmin in gebrek aan politiek talent. Wim Zaal, A.A. de Jonge, L. de Jong getuigen in verschillende toonaarden, maar eensgezind dat Meijer van politiek geen kaas had gegeten. Hij oogde misschien wat beter dan de man ‘met het zeekoegelaat’, maar in publiek was hij nog meer een demagogische poseur dan deze. Volgens Koos Vorrink, die na de oorlog niet zo blij meer was met zijn contacten met ZF in 1940, viel Meijer erg mee als je met hem alleen was, maar nauwelijks verscheen er een derde, of hij was weer helemaal een Mussolini-kopie.
Goedewaagen heeft gezegd dat de NSB in cultureel opzicht een maagd zonder uitzicht op defloratie was. Meijer werd niet omgeven door zo'n ijzig vacuüm. Dat kwam niet alleen door zijn eigen culturele belangstelling, ook door de aard van het fascisme met zijn heroïsche dadendrang, felle romantiek en afkeer van duffe burgerlijkheid die juist de NSB in zo'n sterke mate aankleefde. Kunstenaars als de veelzijdig begaafde Erich Wichman, een hilarische figuur, en Jan Toorop omhelsden het fascisme, met hen een stoet van mindere goden, bijvoorbeeld Martien Beversluis en Steven Barends, dichter en vertaler van Mein Kampf. Anderen - Marsman, Bloem, Jan Engelman - voelden zich er voor kortere tijd door aangetrokken.
ZF was principieel revolutionair, de NSB legaal, ZF plebeïsch, de NSB een bolwerk van burgermansfatsoen. Dat Mussert joden en vrijmetselaars toeliet was Meijer een gruwel. Ook vond hij dat de NSB de Groot-Nederlandse gedachte, een van Meijers stokpaardjes, niet serieus nam, evenmin als de godsdienst - en door zijn gelonk naar Hitler was Mussert volslagen on-Nederlands.
Maar hoe fundamenteel waren die verschillen nou heimaal? In elk geval werden er in 1938 fusiebesprekingen gehouden, wat wel bewees dat er zowel voor ZF als voor de NSB zware tijden waren aangebroken: slechts nood maakt zulke vreemde bedgenoten. Er was een sterke dam opgeworpen tegen het zwarte gevaar door de democratische partijen en de kerken, de roomse vooraan. Naast de heilige drieëenheid beleden de bisschoppen een tweeëenheid die hun nauwelijks minder heilig was: kerk en staatspartij. Om niet met een kanon op een mug te schieten hebben zij ZF niet als de NSB met het eeuwig onheil als pressiemiddel verboden. Maar, zegt Zondergeld, de lagere geestelijkheid hield het kerkvolk wel een waarschuwende vinger voor. Ik denk dat hieraan moeten worden toegevoegd: ZF kreeg ook een haal mee van het odium waarmee de NSB was beladen.
Ging de fusie niet door omdat Meijer bang was dat zijn kleine troep in de NSB zou verdrinken? Mij dunkt dat het ook zo is dat hij uit hoofde van persoonlijke eerzucht liever eerste in Saguntum dan tweede in Rome was.