Tijdschrift
Soms dringt de vraag ‘Wat hebben al deze dingen met elkaar te maken?’ zich op, zoals mij deze week gebeurde bij het lezen van De Held, 1986,’ jrg. 2, oktober/november. Misschien een oneerlijke vraag, want is niet elk literair tijdschrift een ratjetoe van hier eens een verhaal, daar eens een gedicht of essay? Misschien dat het alleen maar komt doordat je aan die andere (gevestigde) tijdschriften gewend bent en ook duidelijker verwachtingen hebt over wat je erin aan kunt treffen, zonder dat dat van een welomschreven programmatische stellingname afgeleid kan worden. Toch is het bij De Held meer een kwestie van de ene op de andere ijsschots springen als lezer, wat niet betekent dat de afzonderlijke elementen niet aardig of interessant zouden zijn. In de breedgekwaste schilderijen van Jan de Beus betreffende de walvisvangst op de Farör Eilanden klinkt een geëngageerde echo door, de enige in dit nummer, behalve als je het hoorspel ‘De komkommerjockey’ van Jurrie Kwant in de maatschappijkritische hoek zou willen plaatsen, maar daar is het te kwinkelerendsatirisch voor. Het hoorspel (dialogen met regie-aanwijzingen) gaat over de wanhopige pogingen van een quizspelleider om de kijkcijfers van zijn programma de hoogte in te manipuleren. Het is een amusant stuk met een paar goede vondsten, alleen denk ik dat zoiets veel beter tot zijn recht zou komen op de televisie zelf, als sketch in een Hadimassa-achtig programma. Van Hans Plomp is er een voorpublikatie van zijn binnenkort te verschijnen roman Lokomotive over een oude man die iets met zijn herinneringen aan het Berlijn uit de jaren twintig probeert te doen. Hij verkeerde destijds met alle dadaïstische en expressionistische kunstenaars en zijn doel is om er alsnog beroemd mee te worden. In dit fragment stelt hij aan een museum unieke geluidsbanden ter beschikking met stemmen erop die helaas door
hem zelf geïmiteerd zijn, waardoor hij zich waarschijnlijk lelijk in de nesten gaat werken. Het stuk wekte nieuwsgierigheid op naar de afloop. Verder een tijdloos stuk over Byron in Venetië en een warrig, licht geëxalteerd stuk van Chris Keulemans over een samenwerkingsverband tussen vertalers en vormgevers van de Rietveldacademie (‘De Rietvelders, die ik ken kunnen het (...) Hun intelligentie, ontwikkeld zoals een meisje zich tot ballerina kan ontwikkelen, is spektakulair, gevoelig en bescheiden’). Van Joost Zwagerman een verhaal waarin hij zich van zijn meer hermetische zijde laat zien (veel neologismen ook) en een interview met hem, waarin hij stelt dat zijn schrijfgeneratie (dezelfde als die van de makers van De Held) nooit iets collectiefs heeft gehad om zich aan te onttrekken. ‘Ik heb het idee dat het er voor ons ook niet echt meer in zit,’ concludeert de interviewer. Vandaar die ijsschotsen.
BR