Leon de Winter
Vervolg van pagina 3
weet’. Grove simplificatie (‘Het leven is een zaak van stront en kut’) of vertwijfeld fatalisme komt er uit zijn mond: ‘Een wereld van wanhopige individuen die niet weten of ze naar links of naar rechts moeten stappen! Dat is mijn ideale wereld!’ Dun is de inhoud van Kaplans verwarring vooral omdat hij zich naadloos aansluit bij de tijdgeest, wat de indruk wekt dat we hier te maken hebben met een conjunctuurgevoelig windvaantje. Met Kaplan is De Winter wederom literair aan het verstoppertje spelen: via de caricatuur van deze schrijver wil hij weliswaar iets wezenlijks zeggen, maar de kern daarvan - de grote liefde voor Ellen - wordt sentimenteel doordat Kaplans zieligheid moet opboksen tegen zijn eigen Grote Wereldschrijverschap. Grote stukken in het tweede deel en het overtuigende derde (laatste) deel laten zien dat De Winter al deze rare poespas niet nodig heeft en zich vergist als hij denkt dat elke pagina iets Cosmo-pikants (tot en met de ‘poes’ van Paula) moet hebben. Als De Winter maar niet net als Kaplan dacht dat het helemaal anders met hem moest. Niet als het zo moet tenminste.
■