Caricatuur als mislukt zelfportret
Leon de Winters Kaplan: in het voetspoor van de tijdgeest
Kaplan door Leon de Winter Uitgever: De Bezige Bij, 464 p., f34,50
Vertraagde roman Reportage door Leon de Winter Uitgever: In de Knipscheer, 120 p., f19,50. Tweede druk.
Carel Peeters
Zonder dat ik me er echt in verdiept heb zou ik een Margriet-, Viva- of Cosmopolitan-verhaal kunnen onderscheiden. In een Margrietverhaal moet een moeder voorkomen, in een Vivaverhaal een meisje met een moeizame verliefdheid op een jongen die al verliefd is op een ander. Een Cosmoverhaal zal zeker zulke zinnen bevatten: ‘Ellen was een modieus geklede vrouw die op mensen die haar niet kenden (zoals de mooie ober) een koele, afstandelijke en daardoor des te begeerlijker indruk maakte.’ Van een andere vrouw zal gezegd worden: ‘Zij was aantrekkelijk, intelligent, sensueel.’ Van een man die met één van deze vrouwen verwikkeld is geraakt zal geschreven worden: ‘Maar hij was haar door eigen onmacht kwijtgeraakt. Hij was bang dat hij niet in staat was de liefde van anderen (die hij wanhopig nodig had) op de juiste manier te beantwoorden.’ Van deze man zal bijvoorbeeld deze karakteristiek worden gegeven: ‘Hij had dik, donker haar en een jongensachtig, arrogant gezicht dat vrouwen aantrekkelijk vonden.’
In een Vivaverhaal is de liefde nog pril en verwarrend; in een Margrietverhaal is de gehuwde staat al bereikt en zijn er problemen; in een Cosmoverhaal is men al een beetje door de wol der relaties geverfd en maakt men snel en efficiënt berekeningen: is ze aantrekkeljk, sensueel, intelligent? De citaten uit het Cosmoverhaal komen uit de roman Kaplan van Leon de Winter, een roman waarin de hoofdpersoon al op de eerste pagina ‘met kinderlijke kreetjes soepel en genotvol’ bereden wordt. Het is bekend dat Leon de Winter vele registers kan bespelen en dat zijn virtuositeit die van een accordeonspeler die een potpourri ten beste geeft evenaart, maar wat mag de bedoeling zijn van het bespelen van het Cosmoregister? Dat is toch heel iets anders dan Kafka, Handke, Roth, Modiano? Is dit wat de schrijver Kaplan bedoelt als hij in de roman zegt dat hij het nu eens helemaal anders aan moet gaan pakken? Wat is hier aan de hand?
De verklaring kan maar het beste simpel zijn: De Winter heeft het over Kaplan, ‘de schrijver’, in de derde persoon, dus is hij degene die verantwoordelijk is voor de zinnen en de woordkeus. Het is waar dat Kaplan in de problemen zit (schaamteloos tijdgebonden ‘een soort mentale aids’ genoemd) en dat die problemen direct verband houden met het karakter van zijn schrijverschap, maar we kunnen toch moeilijk gaan aannemen dat Leon de Winter de problemen van Kaplan ter plekke is gaan oplossen door maar meteen zo los uit de pols te gaan schrijven? Kaplan, zo wordt verteld, heeft schoon genoeg van ‘esoterische esthetische literatuur’. Hij zegt dat wel in een enigszins overspannen toestand, maar het is onmiskenbaar dat De Winter hieruit de consequenties heeft getrokken in het eerste en grote stukken van het tweede deel van de roman. Het boek is weliswaar in de derde persoon, de hij-vorm, geschreven, de afstand tussen Kaplan en De Winter is afwezig. Het is De Winter die, zoals geciteerd, vrouwen en mannen op hun uiterlijk beschrijft op de manier van de eerste de beste pulpschrijver.