De stad als openluchtmuseum
194 gezichten op Florence
Florence. A travellers' companion selected and introduced by Harold Acton and Edward Chaney Uitgever: Constable, 333 p. Importeur: Nilsson & Lamm, f60,20
Liesbeth Koenen
Florence is een onmogelijke stad. Tussen pakweg april en oktober is het eigenlijk helemaal geen stad, maar één groot bijzonder populair openluchtmuseum van de Renaissance. In het complete centro storico is niet één huis of gebouw te vinden dat er niet al eeuwenlang staat, en in vrijwel iedere straat en op ieder plein is er een kerk, een palazzo of iets anders fraais dat een collectie schilderijen, fresco's of beeldhouwwerken bevat. Te veel mensen weten dat. Wie echt een idee wil krijgen van het Florence waarin Dante, Michelangelo, Galileï en Da Vinci leefden raad ik dan ook aan in de winter zijn koffer te pakken en niet te vergeten Florence, A Travellers' Companion mee te nemen.
Reisgidsen vertellen de toerist waar hij heen moet en wie wat wanneer heeft ontworpen of gemaakt. De Travellers' Companion serie (eerder verschenen delen over Petersburg, Moskou, Napels en Edinburgh) blaast die wetenswaardigheden een beetje leven in. Het zijn verzamelingen van gevarieerde korte stukjes tekst uit alle tijden over de steden in kwestie. Het boek over Florence wordt ingeleid door de historicus en estheet Harold Acton die al bijna zijn hele leven in Toscane woont. Hij vertelt in het kort de geschiedenis van de stad, van de stichting door de Romeinen in 59 voor Christus, via de heerschappij van de' Medici tot aan de laatste grote overstroming van de Arno in 1966. Samen met Edward Chaney koos hij een kleine tweehonderd fragmenten over Florence uit.
De heren hebben daarbij eigenlijk nauwelijks gebruik gemaakt van puur literaire bronnen. De stad blijkt enorme hoeveelheden authentieke annalen, reisbrieven, dagboeken en memoires voortgebracht te hebben. Over het algemeen zullen die in hun geheel snel te droog en te veel een opsomming zijn in hedendaagse ogen, maar deze kleine stukjes, per onderwerp en min of meer chronologisch gerangschikt, zijn vrijwel zonder uitzondering leuk en informatief. Voorwaarde is wel dat de lezer Florence goed kent of zich inderdaad in de stad zelf bevindt. Het boek zou waarschijnlijk te dik en te onbetaalbaar zijn geworden als er van alle besproken plaatsen en dingen een foto, schilderij of tekening in had gestaan. Nu moeten we het met her en der een getekend plaatje doen, en soms is dat jammer.
Het Uffizi-museum in Florence op een achttiende eeuwse gravure van Giuseppe Lecchi
Bijvoorbeeld bij de uitvoerige beschrijving, onder andere door de maker zelf, van de Paradijspoort, een van de ingangen van het Baptisterium dat voor de dom staat. Ghiberti werkte 28 jaar aan de bronzen bijbelscènes in reliëf die deze deur bedekken. Ze zijn geweldig fraai, maar helaas alleen van een afstandje te bekijken. Toch krijgen ze een iets ander aanzicht voor wie de verhalen gelezen heeft over de wedstrijd die voorafging aan het toekennen van de opdracht aan Ghiberti. Een fragment vol roddel en achterklap van iemand die vond dat concurrent Brunelleschi had moeten winnen is heel levendig en overtuigend geschreven.
De meeste stukjes munten niet uit door hun fantastische stijl, maar ontlenen hun kracht aan het feit dat ze tonelen of gebeurtenissen die voorbij zijn beschrijven, terwijl de entourage waarin een en ander plaatsvond nog dagelijks te bezichtigen is; het plein voor de Santa Croce kerk, waar gevechten met stieren en herten en leeuwen werden gehouden en waar men uitbundig carnaval vierde, de dom (Santa Maria del Fiore) waar Lorenzo de' Medici bijna vermoord werd tijdens de Hoogmis, en het gebouw van de Misericordia waarheen anonieme, volledig in het zwart gehulde vrijwilligers zich spoedden zodra de klokken van de ernaast gelegen Campanile van Giotto op de afgesproken manier luidden om aan te geven dat er een ongeluk gebeurd was.
Vaak is het alleen aan kerken voorbehouden om tot in lengte van jaren hun oorspronkelijke functie te behouden. In het Bargello wordt niet langer vergaderd door de gemeenteraad, en ook worden er geen mensen meer verhoord. Tegenwoordig mag iedereen op de prachtige binnenplaats de monumentale trap naar de beeldhouwwerken van onder ander Donatello bestijgen. En in het Palazzo Pitti huizen allang geen prinsen meer maar een stuk of vier musea.
Ook het Ospedale degli Innocenti, het vondelingentehuis, staat tegenwoordig leeg en is voor publiek toegankelijk. Het is moeilijk je voor te stellen dat het in de zestiende eeuw bevolkt werd door meer dan 1300 ‘monden die gevuld moesten worden’. Pas na 1577 hoefden de kinderen er niet meer dood te gaan van de honger, omdat men toen voor het eerst hoorde dat koeiemelk even voedzaam was als melk van de min. Aan de uitvoering van het gebouw klopt overigens van alles niet omdat de architect, Brunelleschi, (dezelfde die de gigantische domkoepel ontworpen heeft) op reis was toen zijn model nagebouwd werd. Het Ospedale werd door het Florentijnse Wolgilde opgezet en onderhouden en heeft ervoor gezorgd dat nog steeds veel mensen in de stad de achternaam Innocenti of degli Innocenti dragen.