Vaderlandsliefde
In Rosenthals visie is er sprake van een volkomen versmelting tussen Baden-Powell en de door hem in het leven geroepen organisatie. Dat blijkt uit details, zoals het feit dat de initialen van de stichter gelijk zijn aan die van het motto van de padvinderij - Be Prepared - maar ook uit de grote lijnen. In de ogen van Baden-Powell kon het Engeland van zijn dagen, misschien wel de westerse beschaving in het algemeen, worden beschouwd als een Mafeking in het groot. Een belegerde vesting die met hand en tand verdedigd moest worden tegen dreigende krachten van buitenaf en ondermijnende invloeden van binnenuit. Omstreeks de eeuwwisseling verschenen tal van geschriften waarin in alle toonaarden werd gewaarschuwd tegen een op handen zijnde invasie van het Britse rijk door barbaarse horden. ‘We zijn maar een klein land,’ schreef Baden-Powell in 1904, ‘omringd door mogendheden die veel machtiger zijn en die ons ieder moment kunnen binnenvallen.’ Het Britse leger zou tegen zo'n inval niet zijn opgewassen wegens gebrek aan een goede vechtersmoraal en aan voldoende vaderlandsliefde. De Engelse bevolking in het algemeen, de opgroeiende mannelijke jeugd in het bijzonder, zou een voorbeeld moeten nemen aan een eilandenrijk in het Verre Oosten, Japan, dat zich met succes had te weer gesteld tegen een grote Russische overmacht. ‘Hoe komen de Jappen aan hun patriottisme?’ schreef Baden-Powell in een brief, die gericht was aan de leerlingen van het befaamde Eton College. Hij vervolgde: ‘Doordat de leden van de hogere klassen al heel jong de ridderlijkheid van hun voorvaders, de Samurai, bestuderen en deze in de praktijk brengen als ze opgroeien terwijl ze er ook hun middenklassen en lagere klassen mee opvoeden. Dat begint al in de kindertijd. Wij hebben in Engeland net zulke voortreffelijke voorouders. We zouden een voorbeeld moeten nemen aan de ridders uit de middeleeuwen, maar dat doen we niet. Als we, in onze
jeugd, hun patriottisme zouden bestuderen en hun opvattingen over eer, zelfopoffering en wapenbeheersing in de praktijk zouden brengen en alle jongens uit het hele land hetzelfde zouden leren te doen, dan zouden we net zo sterk worden als de Jappen en ons tegen een vreemde invasie te weer kunnen stellen.’ In een notedop is hier het gedachtengoed te vinden waarop in 1907 en 1908 de padvinderij gesticht werd. Wat Baden-Powell voor ogen stond was een goed getraind en gedisciplineerd keurkorps van jongelui dat de voorhoede zou vormen bij een algehele morele herbewapening van de natie. Een voorhoede als een ruggegraat, die ook pal zou staan tegenover de verderfelijke invloeden van binnenuit, de decadentie van de grote stad, de bioscopen, het professionele voetbal, de overvolle achterbuurten als voedingbodem voor ontevredenheid en opstandige, socialistische denkbeelden.
Kolonel Robert Baden-Powell tijdens het beleg van Mafeking