H.C. ten Berge
Vervolg van pagina 11
Hier en daar staan formuleringen of beelden die de wenkbrauwen doen fronsen, zoals: ‘Een grote olievlek dreef als een expanderend blauw eencellig wezen zonder kern of trilhaar op het oppervlak’ (van het water). In sommige lijdende zinsconstructies hoor je de echo van Terborgh, en net iets te luid. Bepaalde gegevens kloppen niet: een datering van De Vos Moreau, de vaststelling dat Coco geen Duits kent, maar het van Moortgat op een beslissend moment wel moet begrijpen. In de beschrijving van haar kamer wordt een hele zin storend herhaald - voor zulke dingen zijn er redacteuren die goed moeten opletten.
Wat mij nog het meest verbaast in Het geheim van een opgewekt humeur is de paradox van een veelstemmig boek dat in één enkele stijl geschreven is. Alle participanten drukken zich uit in dezelfde volzinnen, ongeacht of ze nu schrijven of spreken, of ze iets voor zichzelf noteren dan wel opschrijven voor een ander. Bovendien is de stijl waarvan zij zich, enkele poëtische opwellingen daargelaten, bedienen niet zelden stroef, meer die van een degelijk bewerkt artikel dan een verhalende en meeslepende schrijftrant. Alleen de ruimtebeschrijvingen, het Amsterdam van Breitner, het landschap bij Zuidveen, maken soms de indruk van een bijzondere gedrevenheid, en een scherpe opmerkingsgave.
Een recensie geeft, anders dan men wel eens denkt, menigmaal een hoogst voorlopig oordeel. Ik betwijfel of Ten Berge er verstandig aan gedaan heeft alle rollen in zijn nieuwe opera door de heldentenor te laten zingen, maar even goed is het libretto ijzersterk. Het overige, daar vertrouw ik op, zal ons te zijner tijd nog wel eens in Bzzlletin of zo uit de doeken gedaan worden. Tot dat ogenblik kan de aandachtige lezer zijn gang gaan met een duvels aardig boek.
■