Maarten 't Hart
vervolg van pagina 3
een meisje dat zich na veel omtrekkende bewegingen ontpopt als de Klaske uit zijn jeugd. In de psychiatrische inrichting waar ze werkt ontmoet hij de vader van Jan, wiens godsdienstig fanatisme hem boven het hoofd is gegroeid. Van hem hoort hij dat Jan indertijd helemaal niet verongelukt is, maar zelfmoord heeft gepleegd. Die onthulling doet een aanslag op tien jaar van zijn leven: ‘Dan had ik de afgelopen tien jaar anders kunnen leven, dan had ik vrolijk kunnen zijn,’ denkt hij. Als de jacobsladder het symbool was voor de lange weg voor het inlossen van schuld dan is dat voor niets geweest. ‘Een mens weet zo weinig van zichzelf. En niets van anderen,’ denkt Adriaan. Bovendien zegt hij tegen zijn grootvader: ‘Ik begrijp niets van de wereld,’ wat niet verwonderlijk is in een milieu waarin elk bijbelwoord op tien verschillende manieren gelezen kan worden.
Bij vlagen is 't Harts proza in De jacobsladder weer heel soepel, maar ook staan er dialogen in, en worden er situaties geschapen die bedacht en gewrongen zijn. Het lukt mij niet me helemaal te verplaatsen in het dwangmatig tobberige bestaan van Adriaan, hoezeer 't Hart alles ook ‘kloppend’ heeft gemaakt. Verbazingwekkend is het gemak waarmee hij de taal van machinebankwerkers en van soldaten op een schip beheerst, alsof hij in allebei de branches stage heeft gelopen voor deze roman.
■